Sept. 1914.] Overzicht van eenige Tijdschriften,
Vermelden we verder nog:
„De inkwartieringswet" door R. H. Kroef;
„Een en ander over den week-en dagdienst" door luit' de Roy
van. Zuydewijn;
„Infanteriepatrouilles bij den veiligheidsdienst" door luit* Ribbius.
De Militaire Spectator 1914 No. 7.
De uitgebreide, degelijke studie „Een en ander over zoeklichten
in den landoorlog" van de hand van den kapitein der Genie C. W.
van Dooden, vindt in deze aflevering haar slot. Zij, die betreffende
dit onderwerp eens iets wenschen na te slaan, zullen in het artikel
van Kap. van Dooden, waaraan toegevoegd een uitgebreide litera
tuur opgave, zeer zeker een goede handleiding vinden.
In deze aflevering wordt besloten met een beknopte opgave be
treffende het mobiele zoeklichtenmateriëel van de buitenlandsche
legers, terwijl verder nog wordt aangegeven, hoe de oefening en op
leiding van het personeel dient te geschieden.
Kapitein J. M. Sluys vervolgt zijn causerie .Indrukken uit Albanië".
In deze aflevering wordt een beschrijving gegeven van den
Albaneeschen soldaat en de officieren.
Nogmaals „de cavaleriebrigade" zouden we haast zeggen. Thans
een artikel van den ritmeester Wirix over deze aangelegenheid, onder
den titel „Cavaleriebrigade en geen Cavalerie over de dh isiën
verdeeld." S. is van meening, en o.i. ten rechte, dat de wenschelijk-
heid van het scheppen eener cavaleriebrigade niet kan worden
beheerscht door een te kort aan cavalerie, zooals wel eens wordt
beweerd
„Zoowel een operatief als een taktisch optreden vragen dus het
„verzamelen van een kracht, m.a.w. sterk of zwak, er wordt een
cavaleriebrigade geformeerd, het legerbelang eischt dit."
Zeer logisch beredeneert S. de noodzakelijkheid om niet alleen
de strategische, maar ook de taktische verkenning onder eenhoofdige
leiding te doen plaats hebben. En eenmaal dat beginsel erken
nende, volgt daaruit, naar S. meent, tevens, dat die cavalerie, dus
de cavaleriebrigade, ook reeds in vredestijd onder eenhoofdige
leiding voor de haar in oorlogstijd wachtende taak worde voorbereid.
Er valt nog een artikel over cavalerie te vermelden, n.l. dat van
v. M. getiteld „Gedachten over onze Cavalerie." S bespreekt daarin
896