De Opleiding en Oefening van het Veld-Escadron. [Sept. 1914.
Van af 1 Juli zijn er dus ineerdaagsche oefeningen genoeg en
zeker niet minder dan thans, ze zijn echter verschoven naar een
tijdperk, dat het Escadron geheel in de hand van den Escadrons Ct. kan
staan, terwijl deze oefeningen nu reeds aanvangen op een tijdstip,
dat de pelotons nog aan het oefenen zijn en de Escadrons Ct. steeds
in het dilemma verkeert, zal hij zelf meegaan met elke meerdaagsche
oefening van een zijner pelotons Cten of niet; gaat hij zelf mee, dan
is hij niet instaat de rest van het Escadron op te leiden; gaat hij niet
mee, dan werpt de oefening misschien minder nut af; in beide ge
vallen heeft de oefening voorbarig plaats. Met een meerdaagsche oefe
ning moeten mensch en paard in de omstandigheden geplaatst worden,
waarin zij te velde verkeeren, maar daar dient aan vooraf te gaan,
dat dit alles in het vredesgarnizoen eerst grondig geoefend is.
Iets, dat nauw verband houdt met de oefening en opleiding van
het Escadron, is, hoe rijden de officieren, hoe zijn ze bereden. Wel,
in dat opzicht zijn wij niet voor de poes en stellen wij onze eischen
hooger, dan eenig rijk, welk ook. Elk Cavalerie officier moet steeds
in het bezit zijn van twee volkomen afgerichte paarden en ten
bewijze hiervan moet hij in den drogen moesson op elk zijner
dienstpaarden een afstandsrit doen van 60 K. M., waarbij het samen-
rijden van meerdere officieren verboden is. Over den eisch van
twee afgerichte paarden zoodadelijk; wat den tweeden eisch betreft,
deze doet mij altijd denken aan een geval dat ik te Semarang had
eenige jaren geleden; er was een lading paarden aangekomen uit
Australië en daar ging ik eens naar kijken; er was een aardig jong
paard bij, doch dit vertoonde reeds teekenen van slijtage, de man
die het „lot" overgebracht had uit Australië prees mij het paard
warm aan en zeide het was de beste die er bij was, want hij had
op zijn derde jaar eens 70 mijl op één dag geloopen onder een
vriend van hem. Inderdaad het afleggen van 60 K. M. op zichzelf
heeft voor onze paarden ook al heel weinig te beduiden, en het
zijn meestal meer de gevolgen die spreken, dan wel de eigen
lijke rit.
De eisch, dat een ieder steeds twee afgerichte paarden in de con
trole moet hebben, leidt tot velerlei, behalve juist tot hetgeen bedoeld
is, n.l. twee afgerichte paarden. Waar moeten die twee afgerichte
paarden zoo maar ineens vandaan komen en omdat ze in werkelijk
heid ook nergens vandaan komen, draait de practijk den eisch om
819