Overzicht van benige Tijdschripten. [Sept. 1914.
„meer achteruit. Ze is daar veiliger en de kans op keert maken
„ter wille van het gedekt innemen der stelling is geringer".
Daarom plaatst S. die artillerie niet achter het voorste Bataljon
(de hoofdcolonne is 4 bataljons sterk), maar achter het 2e bataljon.
Weer iets nieuws, maar waarin we eigenlijk een betoog vinden
voor onze meening, dat we bij een voorhoede van een tweetal
bataljons in 't algemeen liefst geen artillerie moesten indeelen. En
artillerie èn mitrailleurafdeelingen zijn zeer kwetsbaar.
En is het verloop bij een ontmoeting met den vijand van zoo'n
snellen aard, dat artillerie, die b. v. één K. M. meer achterwaarts
marcheert, de voorhoede niet tijdig en voldoende in haar taak zou
kunnen steunen?
In het verdere gedeelte van zijn artikel behandelt S. nog de samen
werking tusschen infanterie en artillerie, waarbij natuurlijk de
gezagsverhouding als dankbaar onderwerp ter sprake komt.
Ook de wijzigingen en het Nederlandsche V. V. vormen in deze
aflevering weer een onderwerp van bespreking, n. 1. het gedeelte
handelende over den voorpostendienst. Het is begrijpelijk, dat,
vooral waar in den voorpostendienst zulke radicale wijzigingen
zijn aangebracht, hier en daar nog verschil van opvatting zal bestaan
een behandeling in een tijdschrift kan er toe bijdragen tot de juiste
beteekenis en bedoeling van het voorschrift te geraken.
Kolonel W. Vosmaer geeft eenige toelichtingen op den onlangs
verschenen 6en druk van „Taktische gegevens voor het veldleger",
een werkje van zijn hand. Daarbij sprekende over „Opperbevel
hebber", lezen we: „wie aangewezen is, of zal worden, om als
opperbevelhebber op te treden, wanneer leger en vloot gemobiliseerd
zijn, is een geheim. Het kan een vorstelijk persoon zijn, maar de
Koning is het qualitate qua niet.
We hebben inmiddels de benoeming van Generaal Snijders tot
de onderwerpelijke betrekking in de dagbladen kunnen lezen.
In „de weermacht onzer buren" geeft de res. luid kol. J. C. v. d.
Belt een overzicht van de versterking, welke het Fransche leger
verkreeg door de invoering van den 3-jarigen oefentijd. Tevens
bespreekt deze schrijver daarbij een paar pas verschenen Fransche
werkjes n. 1. „L'Allemagne en péril. Etude stratégique" van kol.
Boucher en „Le Partage de 1' Allemagne" van luit kol R. de D.
We zijn wellicht spoedig in de gelegenheid om te beoordeelen,
of die twee schrijvers een goeden kijk op de zaak hebben gehad.
895