Oct 1914.]
Uit de Practijk.
Waar nu o. a.dn de garnizoenen Bandoeng en Tjimahi op geen
stukken na ook maar door één schutter aan de proef is kunnen
worden voldaan, kan het niet anders of het moet deprimeerend
werken, als reeds van te voren was uitgemaakt, dat allen zouden
staan ver beneden goede schutters. Welk een teleurstelling, dat
met al de gegeven moeite niet meer dan slechte schutters konden
worden gefabriceerd!
De eisch voor goed schutter is dus veel te hoog, want de beste
onder allen, moeten toch minstens als goed schutter aangeschreven
staan.
Wat moet dan als eisch voor goed schutter gesteld worden?
Dit moet practisch uitgemaakt worden, en bijv: uit de gegevens
die gedurende een heel jaar bij de schietoefeningen zijn verkregen,
want dan wordt met alle mogelijke klimaats- en andere invloeden
rekening gehouden en krijgt men m. i. gegevens, waar men wat
aan heeft. Dan zal men zien, dat het hoogst, hoogst zelden gebeurt,
dat een schutter uit de vrije hand op 300 M. op een kopschijf nog
een treffer heeft, wat echter volgens 14 door een middelmatig
schutter bij een van de 5 schoten verwacht mag worden. De
schietboekjes bij de compagnieën, waarover beschikt kan worden, zijn
daar om te bewijzen, dat deze eisch veel te hoog gesteld is.
Als bewijs, dat in deze mijn ervaring niet zoo heel ver van de
werkelijkheid is, haal ik even aan de kwestie prijsschieten.
Daar toch wordt als eisch gesteld, in den ruimen tijd van 4 sec.
per schot, dat op 275 M. met 10 patronen van 10 borstschijven er
5 getroffen moeten worden, hetgeen overeenkomt met 2'2 treffer
van 5 schoten. 14 aanh. geeft aan, dat een middelmatig schutter
op 300 M. van de 5 schoten 3 treffers mag verwachten).
Het geringe aantal der deelnemers aan het prijsschieten, dat
aan den eisch voor 't verwerven van een schietprijs voldoet, geeft
m. i. al voldoende aan, dat het niet maar een middelmatig"
schutter is, doch minstens een goed schutter, die in 40 sec. met
10 patronen van 10 borstschijven er op 300 M. 6 treft.
Nogmaals, men moet, ter wille van het aanwakkeren van den
lust bij de schietoefeningen, niet bij 't vaststellen van de eischen
vragen wat op grond van vage theorieën kan worden verwacht,
doch wat blijkens de practijk bereikt kan worden.
De schietboekjes geven een ruime bron om dit na te gaan.
960