Korte mededeelingen. (Dilitaire Causerie. ODergenomen uit hei Bat. nieuisshlad aan 5 October 1914. Uit het feit, dat nog geen geweldige schreeuw van verontwaardi ging is geuit door het gansche officierskorps bij het bekend worden van de mededeeling, dat de urgent geachte tractementsverhooging voor de zooveelste maal weder niet zou doorgaan, mag toch wel worden geconcludeerd, dat onze officieren over jhet algemeen Chris telijk denkende en handelende menschenkinderen zijn, de uitlatingen van enkele nobele Kamerleden ten spijt. Maar ik ben gelukkig zou ik bijna zeggen niet zoo edelaan- gelegd, en bij mij kent de verontwaardiging over het besluit der re geering, zelfs in dezen tijd, bijna geen grenzen. Daar is een klasse van landsdienaren, aan wie de natie, tengevolge van het voor haar gelukkige verschijnsel, dat tot dusverre het aanbod de vraag heeft overtroffen, of daaraan gelijk is geweest, gedurende vele jaren opzettelijk heeft onthouden, wat haar toekwam; in de ruimste beteekenis van het woord. De positie dezer landsdienaren, der officieren, is niet wettelijk geregeld. Wat dit zeggen wil, weet nagenoeg iedereen. Gij hebt geen rechten, officieren, slechts plichten. Het rijk heeft tegenover u geen andere dan moreele verplichtingen en vat die als regel ook uiterst moreel op Indien, wat de hemel verhoede, Indië ooit in een oorlóg gewik keld wordt, behalve met Portugal of Zwitserland, zal daarvan het gevolg zijn, dat bij ongelukkigen afloop van dien krijg de nog aanwezige officieren op straat staan met hunne gezinnen, terwijl de gezinnen der in den strijd gevallenen zijn overgeleverd aan de parti culiere of rijks liefdadigheid. Om van verminkten en hulpbehoeven den maar niet eens te spreken. Ik kan u verzekeren, u, allen, die dit zullen lezen, dat menig of ficier in de eerste dagen van Augustus zeer ernstig de vraag onder de oogen heeft gezien, wat er van zijn gezin zou moeten worden, indien het tot daden hier in Indië zou komen. En dat de opgewekt heid en de vaderlandsliefde, waarmede ieder militair feitelijk den strijd voor koningin en vaderland moet gaan aanbinden, oneindig ver was te zoeken bij de meeste mijner collega's; dat slechts plicht en dure plicht alleen de stimulans was, om te kunnen presterren de zware diensten, die van hen gevergd werden, om te kunnen over- 964

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 66