Militaire politiek van Japan. [Nov. 1914. Artikel 1. Onder leiding van den minister-president beraadslaagt de Raad voor de Landsverdediging over alle belangrijke zaken, welke de verdediging te land en ter zee van het Rijk betreffen. Artikel 2. De betrokken ministers doen den minister-president de door hen noodig geachte voorstellen betreffende de strijdkrachten te land en ter zee; de minister-president legt deze voorstellen ver volgens voor aan den Raad. Artikel 3. De Raad bestaat uit de volgende leden: 1. De minister-president. 2. De minister van buitenlandsche zaken. 3. De minister van financiën. 4. De minister van oorlog. 5. De minister van marine. 6. De chef van den generalen staf der landmacht. 7. De chef van den generalen staf der zeemacht. Artikel 4. Indien hij zulks noodig acht, kan de minister-president opperofficieren van de landmacht en vlagofficieren van de zeemacht in actieven dienst opdragen de zittingen van den Raad bij te wonen, om nadere toelichtingen te geven. Artikel 5. De minister-president is ambtshalve president van den Raad. Is hij verhinderd de zitting bij te wonen, dan wordt het presidium door den oudsten minister waargenomen. Artikel 6. De president is belast met de leiding van de beraad slagingen, welke door hem geopend en gesloten worden; hij bepaalt, wat op de agenda geplaatst wordt. Artikel 7, De Raad heeft een secretaris, bijgestaan door twee adjuncten. Artikel 8. De secretaris van het kabinet is ambtshalve secretaris van den Raad. Hij is werkzaam onder de bevelen van den president. Artikel 9. Tot adjuncten worden benoemd een generaal-majoor van de landmacht en een schout-bij-nacht van de zeemacht, die evenwel hunne tegenwoordige betrekkingen blijven waarnemen. Zij zijn werkzaam onder de bevelen van den secretaris. Het besluit trad in werking op den dag van afkondiging, d. i. op den 22sten Juni; tot adjuncten werden benoemd Generaal-Majoor 1) De Japansche naam luidt „bomu kaigi". 1013

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 27