Militaire politiek van Japan. Nov. 1914] ook door materiëele middelen zijne positie in de Drie Oostelijke Provinciën te beschermen. In de eerste plaats behooren daartoe de veel besproken plannen tot uitbreiding van de vredessterkte van het leger tot 25 divisiën. Het kan nog niet met zekerheid vastgesteld worden, wanneer deze ver strekkende uitbreidingsplannen tot uitvoering zullen komen, doch algemeen wordt verwacht, dat met de oprichting van twee nieuwe, voor Korea bestemde divisiën het volgende jaar begonnen zal worden. Tegelijk zijn maatregelen genomen om, in geval van nood, het geheele Japansche leger in korten tijd te verzamelen tusschen Mukden en Changchun, waar de Japansche spoorlijn aan de z. g. Oost Chineesche, in werkelijkheid Russische lijn aansluit. (2) De talrijke Japansche koopvaardijvloot, welke in de Japansche en in de Gele Zee eene uitgebreide kustvaart onderhoudt, is in staat de noodige troepen in korten tijd naar het vasteland over te zetten en dat onder gunstiger omstandigheden dan in 1904, omdat de tegenwoordige Russische scheepsmacht in het verre Oosten van weinig of geen beteekenis is; van China is op maritiem gebied evenmin iets te vreezen. Bovendien maakt de aardrijkskundige ligging van Japan ten opzichte van Korea, Mantsjoerye en Noord- China het gemakkelijk voor zijne zeemacht om desvereischt den overtocht te dekken, waarbij zij steunen kan op de oorlogshavens Maizuru, Sasebo en Chinkai (op de zuidkust van Korea, niet ver van Fusan, thans nog in aanbouw), het versterkte Tsushima, enz. De twee van Dalny—Port-Arthur en van Fusan naar Mantsjoerye voerende spoorwegen, beide op normale spoorbreedte, eerstgenoemde (1) Hoe naijverig Japan op zijne eens verkregen rechten is, bleek nog onlangs uit eene mededeeling van het Japansche ministerie van buiten- landsche zaken. Het gold hier eene door de Chineesche regeering aan eene Britsch-Chineesche combinatie gegeven concessie voor den aanleg van eene zijlijn van den met Britsch kapitaal aangelegden spoorweg Peking- Mukden, voerende van Chinchou naar Chaoyang, buiten den grooten muur gelegen. De Japansche regeering verklaarde geen bezwaren tegen dit slechts 80 mijlen lange zijlijntje te hebben, mits zij in mogelijke verlengingsplannen gekend werd en het Japansche kapitaal op gelijken voet als het kapitaal uit andere landen bij de uitvoering van zulke plannen zou mogen mededingen. (2) De minister van oorlog gaf zulks in de 31ste zitting van den rijks dag zeer duidelijk te kennen. 1018

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 32