Nov. 1914.] Overzicht van eenioe Buitenlandsche Tijdschriften.
de quinhoopen van Leuven en Termonde liegen niet. Verder bevat
No. 116 een verordening voor de militaire voorbereiding der jeugd
gedurende den oorlog, waaraan toegevoegd is een aantal wenken
voor de opleiding. We bevelen deze wenken ten zeerste ter lezing
aan, zij kunnen ook zeer goed bij de opleiding en verdere oefening
onzer mannetjes benut worden.
Streffleurs M. Z. No. 5. Deze aflevering brengt ons een aantal ope
ratieplannen van Moltke tegen Frankrijk. Het opstel vangt aan met
het volgende: Die wichtigste Pflicht der Heeresleitung im Frieden ist,
die Vorbereitungen für alle im Bereiche der Möglichkeit liegenden
Kriegsfalle zu treffen.
Hier ligt het veld van werkzaamheden bij uitnemendheid voor den
Gen. Staf., maar dan mag dit dienstvak ook niet met allerlei andere
zaken overstelpt worden en dus geen onderdeel v. h. D. v. O. uit
maken.
Uit de operatieplannen blijkt steeds den zoo juisten Duitschen
offensieven geest, ook al wordt de overmacht aan 's vijands zijde
verondersteld.
Meermalen wordt de strijd in, of de opmarsch door België gedacht,
waarbij echter altijd verondersteld wordt, dat dit land partij gekozen
heeft, in 1914 schijnt dit niet meer noodig te zijn.
Typisch is, dat als het object herhaaldelijk „Paris" genoemd wordt,
soms zelfs een te annexeeren gebied. Moltke ging blijkbaar van het
idee uit, door op de hoofdstad (geografisch en politiek object) aan te
marcheeren, bereikt men de ontmoeting (en vernietiging der mil.
strijdkrachten mil. object— vanzelf, hetgeen Napoleon b. v. ook
in 1806 toepaste.
We vestigen verder de aandacht op het opstel „Einflusz des
Seehandels auf die Operationen der Flotte und auf die Marine
politik". De lezing zal velen, wien het optreden van de Eng. en D.
vloot in dezen oorlog weinig begrijpelijk voorkwam, daaromtrent
een duidelijker inzicht geven, speciaal omtrent de Eng. wijze van
blokkade der Noordzee. De schrijver in het Oostenr. tijdschr. maakt
zich nog illusies, dat desondanks het beletten van de D. scheep
vaart onmogelijk zal zijn, hij zal nu wel van dat idee bekeerd zijn.
De schr. zegt niet te willen twisten over de vraag of het weg
nemen v. handelsschepen door kapers of oorlogsschepen nog wel
met de beschaving en met de eer van den soldatenstand overeen
komt, doch constateert dat een dergelijk optreden beide partijen in
gelijke (Sic!!) mate benadeelt en dat de einduitslag v. d. oorlog
steeds door den (zee)slag beslist wordt en de kaperij daarop
weinig invloed heeft.
1C68