Knoeierijen bij de Werning, In de laatste maanden is er een groote toeloop geweest van recruten, voornamelijk natuurlijk van Javanen. Waar in normale tijden bij de werving talrijke knoeierijen plaats vinden, daar is het te begrijpen dat in deze drukke tijden, mede tengevolge van verminderde controle, de kwade werverspraktijken weliger dan ooit voorttieren. Nu is het verschijnsel, dat domme menschen, die plotseling honderd gulden in hunne handen krijgen, worden afgezet, niet zoo heel vreemd. Ik heb wel héél knappe menschen gekend, die zich in hun verloftijd in Europa lieten afzetten op een wijze, nog heel wat erger dan een Javaanschen recruut, die voor het eerst uit zijne negorij in een garnizoensplaats komt. Maar de hierna te noemen knoeierijen geschieden hier door mili tairen; door menschen, die door het legerbestuur werden aangesteld om te werven en om de werving vlot te doen verloopen. Door gegradueerden, die de beschermers behooren te zijn van hunne minderen en niet hunne.... bloedzuigers. Dat kan en dat mag niet geduld worden. Want een ieder zal het wel met mij eens zijn, dat de inlander, van af het eerste oogenblik dat hij een stap in de kazerne doet, moet bemerken, dat hij niet meer in z'n desa is, maar dat hij is gekomen in een volstrekt eerlijke omgeving, waar orde en regelmaat heerschen, waar men van hem gehoorzaamheid en plichtsbetrachting eischt enwaar men zijne billijke grieven onmiddellijk onderzoekt en zoo mogelijk wegneemt. Gedurende ruim twee jaren bij een Javaansch depotbataljon gediend hebbende (alwaar ik ook een tijd lang te maken had met pas aan genomen recruten, die in afwachting van hunne opzending naar Buitenzorg bij mijne compagnie in subsistence werden opgenomen), had ik ruimschoots gelegenheid om talrijke smerige werverspraktijken te doorgronden. 1035

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 49