Dec. 1914.] De geneeskundige dienst te Velde. échelon weder ter beschikking van den brigade cmdt. kan stellen. Dan vraagt hij gebruik te mogen maken van de terugkeerende ledige spoortreinen. Dit wordt hem toegezegd op voorwaarde, dat deze daarvan geen oponthoud mogen ondervinden. Daarna verzoekt de chefarts het reeds opgegeven telegram te mogen afzenden. De brigade comdt. meent, dat de slotzin (ik kom met lste échelon) zeer goed kan vervallen, daar bevelen, vooral telegrafische, zoo kort mogelijk moeten zijn gesteld. De chefarts antwoordt echter, dat er hem zeer veel aan gelegen ligt, dat de gewraakte zin worde behouden. Hij stelt er zeer veel prijs op, zich onmiddellijk na aankomst met den detachementsarts in verbinding te kunnen stellen, ten einde de genomen maatregelen te bespreken, zoodat hij zich na aankomst van den brigade cmdt. dadelijk weer tot diens beschikking kan stellen. Daarop vraagt hij nog, of de brigade comdt. zich tot een zuiver defensief wenscht te bepalen, dan wel later tot den aanval denkt over te gaan. In het eerste geval kunnen de gewonden per trein naar Tjipadalarang worden overgevoerdwordt tot het offensief overgegaan, dan zullen althans de geneeskundige sec ties voor dien tijd in hun geheel moeten worden overgebracht, daar de terugtrekkende vijand waarschijnlijk den spoorweg onbruikbaar zal hebben gemaakt. „Dokter", zegt daarop de brigade comdt. „met een zuiver defensief heeft nog niemand een slag gewonnen. Voor zoover de berichten omtrent den vijand echter luiden, is mijne brigade te zwak om hem aan te vallen. Wat echter de A. B. van plan is te doen, zoodra hij over voldoend rollend materieel beschikken kan, kan ik u nog niet zeggen". De chefarts vraagt daarop nog het verband- materieel der geneeskundige secties en een groot deel van het perso neel bij tusschenpoozen over te willen voeren en zendt daarop het volgende bericht aan den chefarts-veldleger: „materieel verband- sectie en groot materieel geneeskundige secties kunnen morgen vermoedelijk niet naar Radjamendala worden overgevoerd". De brigadearts begeeft zich dus den volgenden morgen met het eerste échelon naar Radjamendala. In den trein overweegt hij: „Over ééne geneeskundige sectie kan ik in ieder geval beschikken, dat is ten minste meer dan het geheele 2e Fransche legercorps (Mac Mahon) in 1859, dat, nadat het reeds in Piëmont was samen getrokken en dicht voor de Oostenrijkers stond, niet anders ter beschikking had, dan één verbandkist". Gelukkig kent hij den 1096

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 16