Dec. 1914.] Lessen uit den tegen woordigen oorlog. voor de verdediging van Ned.-Indie ware te voorzien. Daarin schat te hij die uitgaven op 250 millioen gulden, welke dan door allerlei extra belastingen zouden moeten worden gevonden. Dat werd ge schreven voor het uitbreken van den oorlog en was toen reeds een „pijnlijk kwartier". Sinds dien heeft de Regeering reeds een crediet van 100 millioen gulden moeten vragen om de kosten der mobilisatie te dekken, gaan handel en industrie gebukt onder de ge volgen van den oorlog wat met den dag erger wordt neemt de economische misère steeds grooter afmetingen aan en moesten tal van posten van de begrootingen worden afgevoerd, die in de toe komst niet blijvend kunnen worden uitgesteld, zonder den goeden gang van zaken te schaden. Als we dan denken aan de groote sommen, die ook na den oorlog noodig zullen zijn om de econo mische gevolgen ervan te bestrijden, mogen we ons wel eens af vragen, waar we in de eerste jaren een kwart milliard vandaan zullen halen voor defensie-uitgaven. En toch dient er wat gedaan te worden om het geschokte ver trouwen in onze weermiddelen te herstellen, nu we jaren lang te gen ieder, die het hooren wilde, de absolute weerloosheid van de koloniën hebben uitgeroepen. Welnu, laten we dan, als we nog geen dreadnoughts kunnen gaan bouwen, beginnen met een flink aantal onderzeebooten 8 is veel te weinig en de K-booten zijn nog een paar honderd ton te klein— met een snelheid en werkingssfeer als door de S. C. is geadviseerd en daarvoor op verschillende punten van den Archipel vluchthavens met de noodige voorraden en verwisselstukken voor motoren inrich ten; verder torpedojagers en een paar mijnenleggers bouwen en een flinke collectie mijnen inslaan, en wij zullen daarmee onze weerkracht ter zee reeds heel wat hebben opgevoerd. En voor iedere eventueele bondgenoot, die met groot materieel in onze zeeën mocht willen ageeren, zal dit kleine materieel een zeer gewaardeerden steun vormen. Bouwen we dan, als er betere tijden en ruimere geldmiddelen zijn verkregen, nog eenige dreadnoughts bovendien, nu dan zijn we heelemaal, waar we wezen willen. Maar nog eens, zoolang er voor groote schepen geen geld is, concentreere men zijne middelen op den bouw van superieur klein materieel, dat zijn groote bruikbaarheid reeds nu heeft bewezen. 7 November 1914. C. v. R. 1116

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 36