gaan als op het papier. En zij rolde inderdaad niet anders, dan men op papier had uitgerekend. En ook later. Heele legerkorpsen, 40 000 man ongeveer, werden in eenige dagen van Frankrijk naar Oost- Pruisen en dan weer teruggeworpen. Hindenburg vooral was daar sterk in, om regimenten door den spoorweg heen en weer te gooien als of het goed verpakte balen waren. Nooit geen spoor van hapering of verwarring. Bewonderingswaardig zijn ook de marschverrichtin- gen van de Duitsche troepen. Dagmarschen van 50, ja van 60 KM geen uitzondering zoowel op het Oostelijke als op het Westelijke oorlogsterrein. Soms ging dit vele dagen aan een zoo De proviand-en ammunitiecolonnen konden niet meer mee komen en de soldaten moesten bij deze bovenmenschelijke inspanning leven op water en een weinig brood. Daarom moest de rechtervleugel voor Parijs ten slotte ook terug. Men dacht dat men den vijand kon „doodmarcheeren" Het was doorzetten, doorzetten Heel Europa stond verbaasd over de snelheid, waarmede de Duitsche troepen vooruit kwamen. Maar toen zij daarop voor Parijs op een onverwacht sterken vijand stuitten, ja, toen ging het niet meer. Van troepen, die door zulke marschen uitgeput, daarbij ook niet gegeten en in de korte nachten op den harden grond gerust hebben, die bovendien hun ammuni tiecolonnen ver zijn vooruitgeraakt, kan men niet verwachten dat zij een vijandelijke overmacht zullen verslaan Von Kluck had geen keus toen de overrompeling mislukt bleek, moest hij terug. Zelfs nu, terwijl er toch in t algemeen niet meer op zoo groote schaal gemarcheerd wordt, tenzij bij troepenverplaatsingen van het eene gedeelte van het front naar het andere, wordt er nog genoeg van het uithoudingsvermogen van de soldaten gevergd. Dag en nacht moeten zij blijven in de modderige, natte loopgraven Daarbij moeten zij zich zorgvuldig gedekt houden, omdat alles wat hun plaats verraadt, bij de nauwkeurigheid en de vreeselijke uitwerking van het Fransche artillerie-vuur noodlottig kan worden. Dezer dagen las ik nog van een officier, die het ongeluk had gehad, tets van zich te laten zien toen hij een schoon hemd aantrok, en het onmiddellijk met den dood had moeten bekoopen. Daarbij komt nog dat het vaak drie, vier dagen lang om dezelfde reden onmogelijk is, voedsel te brengen naar de loopgraven. Uit de pers. [Dec 1914. Dit is overdreven. Men kan rekenen, dat voor den overvoer van een compleet legerkorps van het West- naar het Oostfront langs een spoor- e ar nd: le r?: zeven dagen noodig zijn, voor twee korpsen achter elkaar op eene lijn 11 a 12 dagen. Voor het vervoer zijn vermoedelijk zes verschillende lijnen beschikbaar. 1 (Red. I. M. T.) I. M. T. 1914 77. 1161

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1914 | | pagina 81