De fl. C. W.
In het November nummer van dit Tijdschrift komt op blz. 1071
als commentaar op een in het Militair Wochenblatt verschenen
artikel de volgende zinsnede voor:
„Ook van onze staatsfabriek de A. C. W. hoort men in den regel
„weinig goeds vertellen. Zou het bij ons geen aanbeveling verdie
nen meer van particuliere industrie gebruik te maken?"
De schrijver van deze woorden zal zich waarschijnlijk wel niet
tot een dergelijk vernietigend oordeel over een inrichting, waaraan
verscheidene artillerieofficieren hun beste krachten wijden, hebben
laten verleiden, zonder dat hij de beschikking heeft over een schat
van gegevens, die deze uitspraak wettigen. Waar evenwel uit het
steeds toenemend aantal orders blijkt, dat de autoriteiten tot nu
toe deze meening geenszins deelen en vooral het eerste gedeelte
van de zinsnede niet overeenkomt met de officieele verslagen
omtrent proef- dan wel ingevoerd materieel, verzoek ik U beleefd
dien Schrijver te willen uitnoodigen in dit Tijdschrift de motieven
te willen noemen, waarop zijn oordeel berust, benevens op te
willen geven eenige artikelen, die thans aan den A. C. W. worden
vervaardigd, maar waarvan aanmaak bij particuliere fabrieken om
bepaalde redenen gewenscht zou zijn.
H. L. Maurer.
lste luitenant der artillerie.
Naar aanleiding van het bovenstaande merkt de schrijver van
het Buitenlandsch Overzicht het volgende op:
De geachte inzender zal vermoedelijk wel willen toegeven, dat
het eerste gedeelte van de commentaar volkomen juist is. Inder
daad hoort men in den regel weinig goeds van den A. C. W. vertellen.
Hoe komt het militaire publiek tot dit oordeel? Omdat het met
verschillende producten van deze staatswerkplaats dagelijks omgaat
en daaraan verschillende gebreken ziet, zoo aan filter- en keuken
wagens, treinkarren, tuigen, munitiekistjes, enz. Van deze gebreken
43