Van alles wat.
Jan. 1915.]
nis met of zonder opgaaf van redenen. In de regeeringskringen
wordt beslist.
De regeering overziet de staatsmachine en kan uitsluitend
beoordeelen wat wel en wat niet kan en wat moet.
En gij zult ons wel toestaan, dat wij tegenover U, officieren!
hier niet treden in een weerlegging van vergiftigde kletspraatjes,
waarin de woorden staking, lijdelijk verzet en „ontevredenheid
en masse" voorkomen. Dergelijke redeneeringen behooren in
de vuilnisbak.
4) talrijke hoofd- en opperofficieren zijn tegen de oprichting; de
opzet, uitgaande van subalternen, doet bij velen het vermoeden
rijzen, dat de beweging is gericht tegen hoogere waardigheidsbe
kleders; tegen het gezag
Antwoord: Niets is minder waar! In de eerste plaats zijn er
onder de opper- en hoofdofficieren ook talrijken, die vóór een
dergelijke vereeniging zijn. Maar waar in het algemeen nieuwe
evoluties uitgaan van de jongeren, de drang tot vooruitgang
komt van onderen, daar is het logisch, dat de ouderen, in casu
de opper- en hoofdofficieren, zich voorloopig van een uitspraak
wenschen te onthouden. Zij, die niet principieel zich daar
tegen verklaren, wachten af; wachten de oprichting af, wach
ten de statuten af en de goedkeuring derzelve. En treden
dan toe.
Dit is de natuurlijke gang van zaken. En het gaat niet op,
deze gang van zaken tegen ons uit te spelen.
5) een eigen orgaanmoet dat soms beteekenen een débouché
voor uitingen van ontevredenheid? Zal dat geen aanleiding geven
tot onrijpe, ja indisciplinaire uitingen? Wie beoordeelt wat wél
en wat niet geoorloofd is? Of de perken van htt vrije woord niet
te buiten gegaan worden?
Antwoord: Eveneens een argument, gebaseerd op de (volgens
ons „onmogelijke") toekomstige mogelijkheden. Een eigen or
gaan, onder een eigen redacteur, benoemd en gesalarieerd door
het hoofdbestuur. Een hoofdbestuur bestaande uit actief
dienende officieren en dus onder controle van het Legerbestuur.
Wie dit argument volhoudt, vecht tegen spoken!
6) wat moet deze beweging op de buitenwereld voor indruk ma
ken? Thans is het moment buitengewoon ongelukkig gekozen.
Antwoord: Zie de inleiding. Het moment is juist bijzonder
gunstig. En de tegenstanders erkennen met dit argument dat
vóór den oorlog de vereeniging wél had kunnen zijn opgericht;
dat na den oorlog de vereeniging wél kan opgericht worden.
Zij zijn dus medestanders, maar zij aarzelen omdat zij
geleid worden door een door niets gemotiveerde achterdocht.
Zij denken dat eene .officiersvereeniging zich partij zal stellen
of kunnen stellen tegenover de Regeering. Zij zien in onze
62