nagekomen stukken. Eenige Beschouwingen oner de „(Dalangsche Circulaire". Naar aanleiding van de circulaire aan alle officieren van het Nederlandsch Indische leger, ons door het voorloopig comité te Malang toegezonden, voel ik mij genoopt op een klein, doch ingrij pend bezwaar de aandacht te vestigen: Als eerste argument der tegenstanders wordt vermeld: „De Krijgstucht wordt ondermijnd". De wijze, waarop dit argument wordt bestreden, toont wel den goeden wil van het comité, maaris deze goede wil in staat om dit argument te weerleggen? Mijns inziens niet, wanneer als doel der vereeniging wordt opgegeven: „het bevorderen van legerbelangen in 't algemeen". Laten wij aannemen, dat het ideaal is bereikt, en alle officieren lid zijn der vereeniging. Zoolang nu het Legerbestuur accoord gaat met de ideeën der vereeniging, zal alles prachtig marcheeren. Nu komt echter de mogelijkheid, dat het Legerbestuur een andere meening is toegedaan in een vrij belangrijk geval, laten wij zeggen omtrent legerformatie. Wanneer nu hierover is gediscussieerd en de conclusie van de Vereeniging staat tegenover het besluit van den Legercommandant, dan zal in de Tweede Kamer, waar zooals terecht gezegd is, men over het algemeen zeer weinig van Krijgstucht èn van het Militairisme afweet, niet alleen het ontwerp des Legercommandants, doch óók het orgaan der vereeniging worden geraadpleegd, dus loopt men de kans, dat, nolens volens zullen wij zeggen, de Vereeniging juist bij de onbevoegd geoordeelde Tweede Kamer een overwinning behaalt op het Legerbestuur. Dit is m. i. in strijd met^de Krijgstucht. Moge in het Indische leger onder de officieren al de ideaal toestand bereikt zijn, dat er geen één officier zou zijn, die in deze antikrijgstuchtelijke gevoelens en gedachten in zich zou voelen opkomen, op de minderen, zoowel onderofficieren als soldaten, zou een dergelijke gebeurtenis zeker geen goeden indruk maken. In dit geval zou dus de Leger- 83

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 89