Kromo buiten. [Feb. 1915. En hij was niet onwillekeurig in slaap gevallen, maar had zich eerst nog een keurig rustplaatsje gemaakt! In de eerste dagen waren er veel koorts gevallen merkwaardig weer: alleen Kromo's, die zoo taai en veerkrachtig heeten. Dus werd geregeld kinine verstrekt. Doch twee dagen later bracht m'n me disch factotum reeds twee heeren op 't rapport, die behendiglijk de pillen trachtten te „verduisteren", hopende aldus koorts en dus geen „oorlogshandwerk" te krijgen. Sajoer zoeken kan Kromo, geiten slachten, sigarettenpijpjes snij den, dobbelen, met dwangarbeiders konkelen en schacheren, stélen, en rampassen, maar overige „eigenschappen", behoudens nog méér negatieve, heb ik niet bij hem vermogen op te merken. Nogmaals er waren op de 40 Javanen misschien 4 uitzonderingen. Méér zeker niet. En die uitzonderingen waren flinke kerels. Ik had buiten nooit een hoog denkbeeld van Kromo gehad. Maar sinds ik nu met hem „tegenover den vijand" geweest ben, kan ik hem bijna niet minderwaardig genoeg kwaiificeeren en daarentegen den Amboinees en Menadonees, die tegenwoordig zoo dikwijls en onrechtvaardig verguisd worden—„des legers diensten zijn vergeten"!—niet genoeg waardeeren en hoogachten. Dat zijn kerels en dat zijn soldaten. En Kromo is een laffe lummel! En het verschil tusschen het Amboineësch en javaansch kader! Ik had één Amboineesch sergeant, een prachtkerel, één inlandsch sergeant en drie inlandsche korporaals. Wat 2 van die korporaals betreft, die zouden misschien als fuselier nog niet bruikbaar zijn, laat staan dus als kader. Eén, een jong kereltje, was tenminste een weinig „meerdere", toonde een beetje ambitie-de rest was misère ouverte! De Amboineesche sergeant daarentegen trad als brigadecom mandant nog beter op dan de meeste Europeesche onderofficieren, die ik buiten heb ontmoet; bij hem „klopten de bullen" en ik kon hem met een gerust hart elke zelfstandige opdracht geven. Eén keer, maar ook niet méér, heb ik het, in een onbewaakt oogenblik, gewaagd om den inlandschen sergeant een „zelfstandige" opdracht te geven: „Bewaak met één brigade het bivak, terwijl ik mij op patrouille begeef'. Maar na 2 dagen werd ik reeds ongerust, keerde terug envernam, dat den eersten avond het heele bivak bereids gealarmeerd was. Ze hadden geritsel in de struiken gehoord, den 133

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 25