Kromo Buiten. Feb. 1915.] heelen nacht was alles in 't geweer gebleven, groote vuren waren aangelegd met „knappende" bamboes om den djahat te „verschrik ken", maar om met een halve brigade even te gaan kijken of een patrouille in de onmiddellijke nabijheid te maken, geen haar op z'n hoofd heeft er aan gedacht. Later is natuurlijk gebleken, dat de djahat een fourageerend varken was. Als de Amboinees een patrouille had gemaakt en terugkwam, meldde hij zich. „Begimana sergeant?" „Saja kena tiga, toean litnan, tetapi doea jang lari. Saja kira djoega kena." „Baik sergeant." „Dan djoega saja bawa doea kambing, toean litnan." „Baik; soeroeh potong sadja." Kwam de Javaansche sergeant. „Begimana sergeant?" „Saja bawa tiga kambing, toean litnan. Dan djoega doeaajam." „Lain tida?" „Saja djoega kena satoe orang; Ombeng jang pa*ang." „Lain tida?" „Lain tida, toean litnan." Dat was het gradueele verschil tusschen hen. En dan moet ik denken aan twee Kromo's, die bij bovengenoemden overval de vlucht hadden genomen. Eén is er afgemaakt de mortibus nil nisi bene. De andere kwam na 2 dagen aan op den post, deed een roerend verhaal van z'n schitterende heldendaden: allen waren dood, hij alleen had er zich doorgeslagen, had alleen tegen tientallen vijanden gevochten, had er hoopjes neergelegd, enz. We dachten toen allen al aan een voordracht voor de bintang. Totdat de anderen, die hij gesneuveld dacht en gemeld had, toch nog gered werden en de heldendaden tot hun juiste proporties terugbrachten hij was, hoewel de oudste, de eerste, die vluchtte. Enmet z'n allen hadden ze twee heele vijanden neergelegd! Ik heb hierboven in enkele losse lijnen een beeld trachten te geven van Kromo, zooals ik hem zag en zooals vele collega s me reeds verklaarden hem óók te zien of gezien te hebben. En daarom 134

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 26