De Timorees als Recruut.
Met gemengde gevoelens heb ik kennis gemaakt met de aan
wijzing van Timoreezen voor het Leger in de vorige aflevering.
Gemengde gevoelens? Zeker.
Voldoening, omdat het stuk met overtuiging spreekt van een nieuw
materiaal, nog te weinig bekend in ons leger, en waarvan het de
uitstekende eigenschappen bepleit. Het zij dan ook verre van mij
hierop in eenig opzicht een critiek te willen uitoefenen.
Het zijn andere motieven, die mij naar de pen doen grijpen, om,
zoover in mijn macht, hierbij een aanvulling te geven. Maar daar
bij voert teleurstelling den boventoon; teleurstelling, omdat naar
mijn bescheiden meening te weinig aandacht geschonken wordt aan
dezen nieuwen recruut.
Over de gevechtswaarde van den Timorees is het mij onmogelijk
een oordeel te vellen. Ik had nog niet het genoegen hem op
patrouille te leeren kennen. Ik sluit mij dus, tot wellicht positiever
gegevens bekend zullen zijn, gaarne aan bij den schrijver. Ik wil
dus voorop stellen, dat ik, noem het „geïnspireerd", door het korte,
sympathieke stukje, uitga van de veronderstelling, dat de Timorees
werkelijk een bruikbaar vechtsoldaat zal blijken te zijn. Maar nu
ter zake.
Het is een feit, dat van de vele officieren, ingedeeld bij de Depot-
bataljons (althans voor zoover ik daarover kan oordeelen) weinigen
den Timorees in zijn eigen omgeving hebben leeren kennen. Vrij
wel als een onbekende, doet hij dus zijn intrede bij de recruten-
compagnie, onbekend, en dusonbemind.
Ook bij het kader trof ik zelden een onderofficier aan, die tot
een zuivere beoordeeling in staat geacht kon worden. Trouwens,
men houde het mij ten goede, onderofficieren hebben vaak een
ander soort appreciatie van den inboorling dan officieren.
De Timorees, met zijn gebrekkige, soms absoluut ontbrekende
kennis van Maleisch, begint dus zwaar gehandicapt zijn militaire
loopbaan. Hij begrijpt zijn superieuren slecht en deze zijn als regel
137