De Timorees als Recruut. Feb. 1915.] niet in staat, hem in de landstaal toe te spreken. Ook bij andere rassen komt het natuurlijk meermalen voor, dat de recruut met een onvoldoende kennis van Maleisch bij een Depot Bataljon wordt ingedeeld, doch iemand die voldoende Soendaneesch, Javaansch, of zelfs Madureesch spreekt of begrijpt, is bijna immer aanwezig. Zulks is absoluut niet het geval voor het Timoreesch. Is het wonder, dat niet alleen tusschen recruut en onderwijzer niet direct die sympathie zich ontwikkeld, welke zoo dringend noodzakelijk is voor een behoorlijk contact, maar dat zelfs de belangstelling aan beide zijden geheel verloren gaat? De Timoreesche recruut, al heeft hij dan uitstekenden soldatenaanleg, moet hiervan den terugslag on dervinden, en teleurgestelde verwachtingen zijn bijna immer de oor zaak van een met minder opgewektheid deelnemen aan de dagelijksche diensten en oefeningen. Men bedenke hierbij, dat de Timorees, die teekende en reeds in contact kwam metjonze troepen, het soldaten leven slechts leerde kennen op patrouille, en zich dus absoluut geen denkbeeld kon vormen over het garnizoensleven, nog veel minder over dat bij een depót. De onderwijzer (duidt het hem niet ten kwade) schrijft het niet begrijpen van den leerling veelal toe aan luiheid, aan onvoldoenden lust in den dienst, laat den „onwil- ügen" leerling links, krijgt zelfs met den tijd een vooroordeel tegen het geheele ras. De rangschikking van alle inheemsche rassen onder het hoofd „Inlanders" (behalve dan de Amboinees en de Menadonees) is veelal ook een oorzaak van mindere belangstelling voor elk dier volkeren afzonderlijk. Amboineezen, Menadoneezen, zelfs Javanen worden tot homogeene klassen gevormd, welke een betere bestu deering van elk hunner eigenschappen toelaten, en na eenige prac- tijk onderwijzers vormen, die door hunnen specialen werkkring zich uitstekend Ieenen voor de opvoeding en vorming hunner leerlingen. Niets is toch logischer, dan dat men den recruut doet opleiden door kader van den eigen landaard. Maar dat gaat in de practijk dikwerf niet. Ik voor mij heb nu een paar klassen, die met recht een staal kaart vormen van de bevolking van onzen Archipel. Maleiers, Batakkers, Timoreezen, Soendaneezen, Madureezen, Batavianen en hier en daar een anak-kolong. (Deze laatste variatie van onze bruine onderdanen dient apart te worden genoemd. Ik 138

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 30