Feb. 1915.]
Uit de practijk.
Volgens de „opvatting in den Inwendigen Dienst, geheel berus
tend op het woord „bovendien", groeten elkaar dus alle officieren,
behalve de niet genoemde, doch waarschijnlijk wel bedoelde, offi
cieren van Barisan en legioen van Mangkoe Negara, en zijn de min
deren van Land- en Zeemacht en van Schutterijen verplicht deze
officieren en e kaar te groeten, zoodat alleen de minderen van de
Vrijwilligerskorpsen zijn uitgesloten Deze minderen salueeren dus
noch eigen, noch andere officieren, noch elkaar, noch minderen van
andere korpsen, en hebben geen recht op den groet van minderen
van Vloot, Leger of Schutterijen.
Er is nog veel meer en het is zeer verward en zeer ingewikkeld
voor menschen met normale hersens en zeer schadelijk voor de
discipline.
De bedoeling van dit alles, van groet en eerbewijs en erkenning
van rang is daarentegen voor ons, militairen, zeer duidelijk en zeer
eenvoudig.
Zou het daarom geen aanbeveling verdienen dit in het dagelijk-
sche leven van den militair voorname voorschrift zoodanig te wij
zigen, dat ieder officier en iedere mindere van leger, vloot, schutterij,
vrijwilligerskorpsen, Barisan en legioen van Mangkoe Negara ver
plicht wordt den meerdere uit onverschillig welk van de bovenge
noemde korpsen te groeten?
Er zou een groote vereenvoudiging mee worden bereikt, eenheid
en discipline zouden er ten zeerste door worden gebaat.
G. W. Calicher.
bosse Opmerkingen.
VIII. Bij de jaarwisseling zijn in H.M. armee weer eenige duizende
administratie- en andere boeken (schietregisters en dergelijke)
verwisseld De meeste dier boeken, ingebonden van gouver-
nementsgedrukten, waren nog half of driekwart ledig. Duizende
riemen papier, aangekocht en bedrukt van wege het militaire
budget, worden wederom begraven onder het stof der archieven.
Waarom toch niet kalmweg in die boeken doorgewerkt, tot
dat ze volgeschreven zijn?
Omdat de bepalingen zich daartegen verzetten en voorschrij
ven, dat elk jaar nieuwe boeken moeten worden aangelegd en
de oude moeten worden opbewaard? Welnudan
moeten die bepalingen worden veranderd.
150