Feb. 1915.] Uit de practijk. g) Wat vreemd, dat die geweren daar maar zoo open en bloot op die slaapkamers staan. Wat moet dat een voortdurend gepeuter zijn met al die door vegen opgejaagde stof. Bovendien, ik vind de ruimte nou niet zoo erg groot en je moet je in allerlei bochten wringen om niet aan een geweeniem te blijven hangen. Wat gek, dat jullie geen wapenkamers hebben h) Wat een ruime badkamer, sakkerloot, daar kun je wel met z'n tienen in! Wat zegt U daai? Moeten ze daar des morgens met z'n twee honderd der lichaam reinigen? Nee, nou maakt U me geloof ik wat wijs! Dat gekanker van die vreemdelingen, begon me te vervelen; ik heb ze maar stikum langs de privaten geleid en al redeneerende gezorgd, dat ze hunne oogen en neuzen in de andere richting hielden! Als er wéér eens zoo'n stelletje komt, dan ga ik met ze zitten boomen in de „wachtkamer" voor de officieren. Daar zit je tenminste lekker op je gemak, ruim en luchtig en overeenkomstig je stand X. Zou het niet mogelijk zijn, dat van regeeringswege voortaan gezorgd werd voor een of meer tennisbanen bij elk kampement of blok officierswoningen? Zoo erg gek is deze vraag niet; in Britsch-Indië en in Egypte geschiedt zulks wél; en niet alleen tennisbanen maar nog veel meer sportplaatsen. Sport is een van de meest noodzakelijke vakken in het leger. Het voortdurend in goeden staat houden van cementen tennis banen gaat meestal boven de krachten van een klein aantal officieren. Vandaar dat men in den regel en vooral in kleinere garnizoenen bij de kampementen tennisbanen ziet bespelen, waarop ik niet gaarne mijne hiervoren genoemde Amerikaansche gasten zou willen introduceeren! XI. Een auto is een prachtig ding als je er in zit, zélf kunt chauffeeren en 'm contant kunt betalen. Voor marcheerende troepen op stoffige wegen is hij echter een onding. „Benzine-monster" noemde iemand 'm in het Novembernummer van 1914. Ik erger me altijd halfdood, als zoo'n instrument met een onbehoorlijke vaart voorbij een troep stuift en ons allen eenige minuten lang in een dichte wolk stof hult. Je mag met je troep het publieke verkeer niet remmen. Accoord. Maar ik heb nu toch een „foefje" gevonden om die onhebbelijke tuffers hun stofbedrijf af te leeren. Stel, je loopt met je troep langs een breeden weg. Je ontmoet een auto, in onbeschofte vaart. Dan ga je een paar honderd meter vóór de passeering eventjes aan den rechter dijen) kant van den weg kijken of de achter je aankomende 152

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 44