Feb. 1915.] Uit de practijk. Ik vind het absoluut onnoodig. Men doet zulks in de gewone maatschappij óók niet, tenzij onder familieleden of onder intieme vrienden Men zou het in Europa we! uit z'n hoofd laten. Herhaaldelijk ontmoeten we daar Nederlandsche collega's of burgerkennissen, tegenover wie we even vrij en even joviaal kunnen spreken als tegenover collega's, terwijl het niet in ons opkomt om het gebruikelijke „U" achterwege te laten. Ik zie niet in, waarom een chef niet op vertrouwelijken toon tegenover een ondergeschikt officier zoude kunnen spreken zonder dien beleefdheidsvorm te overtreden. Ik zie niet in, waarom een jongere tegenover een oudere niet ronduit zijn meening zou kunnen zeggen of kameraadschappelijk aan den rol zou kunnen gaan zonder het gewone woordje U te blijven gebruiken. Bovendien zou het aan een hoop minder gewenschte ver houdingen tusschen jonge kapiteins en oude luitenants, en dergelijke, een eind maken En vervalt het eigenaardig verschijnsel, dat de „booze" meerdere zijn ondergeschikte in een booze bui weer ineens met „U" en „Meneerrrrr" gaat betitelen. Ik vind al dat gejij en gejou uit den booze. Wat nog niet wil zeggen, dat ik er nu mee ga ophouden! Hier ligt een arbeidsveld voor de officiersvereeniging open XIII. Het getal dertien is het ongeluksnummer. Daarom zou ik compagniescommandanten er eens aan willen herinneren, dat er zoo talrijke militairen in de hospitalen worden verpleegd op hospitaaltoelage, die feitelijk volgens de bepalingen op volle soldij hadden moeten zijn opgenomen. Omdat hunne ziekte het gevolg was van bevolen diensten. Ik herinner slechts aan voetwonden tengevolge van schoenen, die niet pasten, of tengevolge van ongewoonte (Javanen); ik herinner aan verzwikte enkels of polsen tengevolge van gym nastiek- of schermoefeningen, en dergelijke. Is het de soesah van de verklaring, waar zoo dikwijls tegen op gezien wordt? Is het gebrek aan belangstelling in het lot onzer minderen? Is het onbekendheid met de bestaande be palingen? Is het onverschilligheid van ondergeschikt personeel (sectie-commandanten), die de gevallen niet onmiddellijk aan geven?. Is het gebrek aan aandacht aan dit onderwerp gewijd door de garnizoensdoktoren? Ik geloof, dat alle deze factoren een handje meehelpen. XIII blijkt inderdaad een ongeluksnummer te zijn; onze ondervinding althans is. dat bij opname in het hospitaal volle soldij wordt toegekend, zoo daartoe in billijkheid termen aanwezig zijn. Red. 154

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 46