ra
ra
Ouerzichf uan Ilederlandsche militaire
Tijdschriften.
De Militaire Spectator 1914 No. 12.
We maakten in de Juni-aflevering 1914 van dit tijdschrift reeds
melding van een artikel, voorkomende in „de Militaire Spectator"
van de maand April t.v. en getiteld: „Moet Psychologie gedoceerd
worden aan onze instellingen van militair onderwijs?"
De door S. gestelde vraag heeft hij toen in bevestigenden zin
beantwoord.
Naar aanleiding van bedoeld artikel schrijft de Directeur van het
Rijksopvoedingsgesticht te Alkmaar, G. H. Honing, een artikel „Pae-
dagogiek en psychologie in het leger", waarin deze zich een aan
hanger toont van de denkbeelden, voorkomende in eerstgenoemd
artikel. Hij tracht verder de bezwaren, welke door de tegenstanders
worden aangevoerd, te ontzenuwen.
S. vindt in het z.g. „mentorschap" van onze militaire-onderwijs-
instellingen wel iets goeds, maar op die wijze wordt niet genoeg
tijd aan dat deel der officiersopleiding besteed en elke mentor bezit
niet de gave, die daarvoor wordt vereischt.
Zeer terecht vraagt S: „Wat zou het den officier baten, al ware
„hem alle strategische en tactische kennis in het hoofd gevaren,
„indien hij zijn manschappen niet kende, indien hij ze niet kon
„leiden, indien hij in den blinde tastte in de keuze van personen
„voor de uitvoering van bepaalde opdrachten?"
Geenszins, zoo meent S, kan het de bedoeling zijn om de
leerlingen een groote dosis boekengeleerdheid over opvoedkunde
bij te brengen. De boeken, welke over dit onderwerp bestaan,
behooren meer een handleiding te vormen, waaruit de leeraar zijn
onderwerpen kiest. S. wijst in dit verband, o.a. op het werk van
wijlen Majoor Ruitenbach.
De schrijver over „De Balkanoorlog van 1912-1913" staakte enkele
maanden geleden zijne beschouwingen, omdat hij, zooals thans wordt
vermeld, wel begreep, dat thans voor zijn onderwerp geen belang
stelling kon worden gevraagd. Op verzoek van de redactie werd
echter de studie in deze aflevering vervolgd, zoodat we daarin het
vervolg, echter tevens het slot, van deze zoo belangrijke verhandeling
aantreffen.
S. was vroeger reeds begonnen met een beschrijving van de
Tsjataldsja-linie en den aanval daarop. Zooals wordt opgemerkt,
161
I. M. T. 1915. 11.