Feb. 1915.] Overzicht van eeniqe buitenlandsche tijdschriften. Interessant is ook wel de mededeeling, dat Frankrijk blijkbaar Noord Afrika veel te veel van troepen ontblootte en spoedig gedwon gen was dit, ten koste van de troepen aan het front, weer te herstellen. Behalve de sterkte der lichtingen worden de namen van een aantal legeraanvoerders, de samenstelling der legers en de oorlogsorganisatie voor Hoofdkwartier van een leger, legerkorps en divisie nauwkeurig opgegeven, terwijl schrijver mededeelt, dat reeds zeker is, dat plan bestond in de lijn Belfort—Maubeuge met 5 legers offensief op te treden, waarvan het 5de leger in samenwerking met Engelschen en Belgen tegen 't front Keulen - Coblentz zou oprukken. Een 2e stoot zou geschieden tusschen Metz en Straatsburg, terwijl een 3de groep van uit Belfort zou trachten den Duitschen linkervleugel te omvatten. Het onverwacht leggen van het Duitsche zwaartepunt naar het Noorden tot aan de Schelde wierp het geheele plan in duigen, daar de Fransche linkervleugel nu omvat werd. De schrijver besluit met te zeggen, dat al is het aanvalsplan der Franschen mislukt, het 2de plan van uit de linie Parijs—Verdun veel doelmatiger ontworpen was, al heeft het ook geenszins tot het beoogde resultaat gevoerd. Ook het volgende artikel „Die Heere unserer Gegner" is het le zen overwaard. De schrijver vermeent, dat het plan der verbondenen was, den oorlog eerst in 1916 te beginnen, de Engelsche binnenlandschepolitieke toestand dwong echter reeds nu het spel aan te vangen. De instelling van den i jarigen diensttijd in Frankrijk acht hij een vertwijfelingsdaad, die op den duur voor Frankrijk niet vol te houden is. Wel bijzonder gedurfd, is de volgende uitlating omtrent de ver houding tusschen Fransche officieren en hunne minderen: trotz des Hervorgehens eines groszen Teils der Offiziere aus dem Unteroffiziersstande besteht zwischen ihnen und ihren Leuten kein so inniges Verhaltnis wie zwischen unserer Offizieren und Mann- schaften". De schrijver neemt naar aanleiding van voorafgaande beschouwin gen aan, dat bij begin van den oorlog de verplegingssterkte van 't Fransche veldleger hoogstens 1.700.000 man Linie en Reserve en 500.0C0 man territoriale troepen bedroeg. Erkend wordt dat de Franschen groot nut van hunne vestingen getrokken hebben, daardoor is het den Duitschers mislukt groote voordeelen uit hunne overwinningen te trekken. Ook Parijs heeft reeds veel nut opgeleverd. Ook deze schrijver beschouwt weder de sterkte der contingenten en doet uitkomen, dat waar alles wat bruikbaar is, en meer dan dat, moet „dienen", spoedig de aanvulling moeilijkheden moet gaan baren; nieuwe legers uit den grond stampen, zooals onder Gam- betta, is uitgesloten, hetgeen ongetwijfeld Duitschland wel kan en vermoedelijk ook reeds doet. 174

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 66