Feb. 1915.] Overzicht van eeniqe buitenlandsche Tijdschriften.
Gen. Rohne eindigt hiermede, dat de naam van Gen. Percin in
de geschiedenis van de artillerie zal blijven voortleven als die van
een der baanbrekers.
Mil. Wochenblatt.
167/170. Gen. v. Blume, niet tevreden met de berichten in buiten
landsche bladen over de toekomstige vredesvoorwaarden voor
Duitschland, schrijft dat toe aan onbekendheid met den waren
oorlogstoestand en legt dezen dan van zijn standpunt gezien
bloot, met pathos eindigende: het Duitsche rijk en zijn bondge-
nooten zullen te gelegener tijd bepalen onder welke voorwaarden
de vrede toegestaan kan worden.
Ten opzichte van de schending van de neutraliteit van België
eindigt het betoog van denzelfden schrijver: Hierdoor is voor
ieder billijk denkende ons binnenrukken van België gerechtvaar
digd! Wij gelooven, dat er weinig billijk denkenden in de wereld
zijn na het betoog van Gen. v. B!
171. Hierin beveelt B, blijkbaar een Inf'e. officier, aan om de regeling
van de samenwerking tusschen Infie. en Arbe. bij den aanval op
vijandelijke loopgraven middels telefoon te doen plaats hebben door
den Infie. officier, die den aanval moet leiden.
Heeft hij, na eerst hulp verleend te hebben bij het inschieten,
getelefoneerd „vuren", dan springt de troep bij de eerste G. K. T.
op en wint snel terrein naar voren. Op deze wijze hoopt B. met
weinig verliezen aan eigen, doch belangrijke aan 's vijands zijde,
zoover vooruit te komen, dat de stormloop kan worden aangevangen.
In 172 en 177/178 gaat Dr. Adam voort met eene verhandeling
over het wezen van den Franschen Geneesk. dienst te velde.
Een interessant artikel over de verrichtingen van de Russ. Artie
in den oorlog komt voor in 1751176, waarin haar de eer gegeven
wordt bij de verdediging op buitengewone wijze het terrein te
benutten voor de batterijstellingen zoowel als voor de waarnemings
posten. In 23 gevechtsdagen gelukte het den Duitschers slechts
enkele dier posten te ontdekken en door vuur onschadelijk te maken.
Daarbij bleek, dat leiding en waarneming soms op 1COO a 1500 M
van de batterij plaats hadden, terwijl panoramaschetsen werden
gevonden, waarop alle in het oog vallende punten van het aanvals-
terrein waren aangeteekend, met overeenkomstige nauwkeurige lengte
en breedterichting voor de batterij.
De loopgraven voor de bediening waren veelal tot onderkomens
uitgebreid, zoodat alleen steilvuur daar belangrijke schade kon
aanrichten. De kanonnen stonden als regel niet achter aarden
dekkingen, terwijl veelal naast den vuurmond geen caisson was
opgesteld, doch de munitie in de onderkomens der bediening werd
opgelegd.
Het munitieverbruik was zeer groot, doch het resultaat gering.
180