Scheiding tusschen Intendance en Militaire Adm. [Feb. 1915. van de intendance; bijkomende extra verstrekkingen, zelfs als deze op eenigerlei wijze op de tarieven zijn gegrond, vereischen behan deling door tusschenkomst van de intendance—veelal nadat de ver strekking zelve reeds heeft plaats gehad en het dus alleen nog maar gaat om de verdere administratieve verantwoording. Verliest een militair op excursie buiten zijn schuld zijn hebben en houden, dan komt voor de toekenning van schadeloosstelling van een militaire jas Vil B in actie, ten aanzien van verloren par ticuliere goederen heeft de behandeling bij V plaats. Dat een en ander, behalve tot veel hoofdbrekens, tot heel wat onnoodig geschrijf aanleiding geeft en ook een hoogst ongewenschte aanwas van de archieven met zich brengt, zal wel geen betoog behoeven. Ondanks het feit, dat de scheiding zoo ver mogelijk is doorge voerd, is het personeel der militaire administratie nog evenals voor heen met vele werkzaamheden op intendance gebied belast gebleven. In meerdere garnizoenen is het houden van aanbestedingen en het toezicht op de voorraden van de aannemers aan den kwartier meester van het garnizoen opgedragen. Volgens het betrekkelijk voorschrift moet, waar mogelijk, een kapitein intendant zitting nemen in de keuringscommissies voor de halfmaandelijksche fourageeringen; dit heeft alleen beteekenis voor Batavia, Bandoeng, Magelang, Soerabaja en Koeta Radja; in de overige garnizoenen (ik wijs slechts op Tjimahi) blijven dergelijke keuringen voor een groot deel tot de taak van de administratie behooren. Hetzelf de is het geval met de in de hospitalen benoodigde levensmiddelen. Vele magazijnen worden nog beheerd door personeel der militaire administratie. Een vijftal administratie officieren (d. i. 11% van het aantal lui tenants) is bovendien doorloopend ter beschikking van den hoofd intendant. Men heeft nu de toestand gekregen, dat het grootste deel van het administratie personeel, om het zoo eens voor te stellen, is gespannen voor twee wagens, waarvan elke koetsier—gedreven door loffelijken dienstijver— meent dat zijn karretje het hardst moet loopen, maar van wien geen van beiden geheel overzien kan, wat in totaal wordt gevergd. 117

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 7