Nagekomen Stukken.
[Feb. 1915.
bij 's Gouverneurs beslissing, totdat een der officieren, naar ik meen,,
zich er wel tegen verzette en bij hoogere autoriteiten zijn bezwaar
inbracht. Het resultaat was, dat aan 't licht kwam, dat de Gouver
neur tot dien tijd steeds het G. B. foutief had gelezen en dus de
minderen een overwinning behaalden op den Gouverneur van Atjeh.
Dat zelfs de Gouverneur daarin niets strijdigs zag met de krijgs
tucht, bewijst wel het feit, dat hij als rechtgeaard militair zich
op zijn beurt bij de beslissing van hoogerhand neerlegde en zorgde,,
dat alle officieren, die in soortgelijke omstandigheden verkeerd hadden,
nog in 't genot van die gehuwdentoelage werden gesteld.
Nu hoor ik al zeggen, „maar dat is heel iets anders" en dan kan
ik wel weer zeggen, neen, dochtegen gevoelsargumenten
valt weinig te redeneeren.
Men begrijpe mij echter niet verkeerd door te denken, dat ik
een officiersvereeniging zich zou willen zien bemoeien met leger
belangen als legerformatie; dat zij verre, tenzij het Legerbestuur
prijs stelt op haar advies en in dat geval even aannemende, dat
een Tweede Kamer beslissingen neemt in den geest van het advies
van de off. vereeniging, lijkt mij dit evenmin strijdig met de krijgs
tucht, als wanneer dat college zulks zou doen in den geest van
in vakbladen voorkomende artikelen, die niet overeenstemmend
waren geweest met de voorstellen van het Legerbestuur.
Terloops wil ik hier even aanstippen, dat m.i. 3 van de inlei
ding van het R. v. K. niet thuis hoort in Statuten van een vereeniging
ter behartiging van de bijzondere belangen der leden, want een
vereeniging heeft met de krijgstucht niets uit te staan, al is zij er
eene van officieren, tenzij zij zich begeeft op het terrein bedoeld in
art: 111 R. R. of art: 12 R. G. D.
1) 3. R. v. K. De beste eensgezindheid behoort ook in den landsdienst
plaats te hebben; alle partijschappen moeten vermijd worden, en regt-
vaardigheid het rigtsnoer van alle daden zijneen ieder moet met genoegen
en zonder morren zijnen pligt doen, zich tot eigene en anderens verbetering,
en tot voorkoming van elkanders misstappen bevlijtigen; de ongemakken
geduldig verduren, elkander wederkeerige achting toedragen, en eenstem
mig tot het welzijn en de eer van een ieder in het bijzonder van het
Korps in het algemeen, en dus ook tot het welbetragten van 's Lands
dienst, medewerken.
189