Feb. 1915.]
Nagekomen Stukken.
Zeer juist wordt dit weergegeven door „Een oudere" in de Pre-
angerbode van 21 Jan: j. 1., waar gezegd wordt, dat „zoodra wij
„weten, dat Regeering en Volksvertegenwoordiging voldoende op de
„hoogte zijn van onze innerlijke gevoelens en wenschen, dan zullen
„wij afwijzing van die wenschen eerbiedigen, want wij hebben
„geleerd te gehoorzamen.
„Wij wenschen niets af te dwingen, wij willen alleen openbaren
„(ook aan elkander) wat wij denken en onze positie waarborgt,
„dat zulks in gepasten vorm zal geschieden.
„Wil de Regeering ons aanhooren, dan zal ons dat dankbaar
„stemmen; wijst zij ons af, dan zullen wij ons daarbij neerleggen,
„overtuigd als wij dan zullen zijn, dat er goede redenen voor die
„afwijzing zijn en dat zij geen gevolg is van onbekendheid. Al
„zullen wij uiteraard onze eigen belangen niet verwaarloozen, op
„den voorgrond zullen wij ze niet stellen, zoodra andere belangen
„behooren voor te gaan".
Gaarne wil ik erkennen, dat ik het steeds op prijs gesteld heb,
als mij adviezen werden gegeven door menschen, die met mijn
arbeid te maken hadden, want geloof gerust Hr. Maurer, niet alleen
„door vragen wordt men wijs", doch ook door hooren.
Toch kan ik mij best indenken, dat velen niet altijd gediend zijn
van ongevraagde adviezen, hetgeen niet wegneemt, dat er altijd
iets te leeren valt uit die adviezen, al zijn ze niet gevraagd en
al hebben ze niet onze instemming.
Men vergete echter niet, dat veelal het niet gesteld zijn op ad
viezen zijn oorzaak vindt in den vorm, waarin die adviezen zijn
gegoten en de meerdere of mindere mate van volmaaktheid, die
men zich zelf toekent.
Dat echter het Legerbestuur in dienstaangelegenheden wel op
het advies van ondergeschikten is gesteld, moge blijken uit de
tallooze zaken, waaromtrent advies wordt gevraagd en zeer zeker
ook uit de wijze, waarop blijkt, dat van de ongevraagde adviezen
in het I. M. T. goede nota wordt genomen. (Een mooie illustratie
hiervoor is, dat ik jaren geleden in het 1. M. T. wees op het on
doelmatige om bij 't afpresenteeren van mindere militairen alle
vrouwen en kinderen te zien meezeulen met de resp. mannen en
vaders van het compagnies- naar het korps- en van daar weer naar
192