Nagekomen Stukken. [Feb. 1915.
het garnizoensbureau. Na het verschijnen van het bewuste nummer
van het 1. M. T. werd telegrafisch door het Legerbestuur aan alle
garnizoenen bekend gemaakt, dat zulks voortaan niet meer moest
geschieden).
Waarom de Hr. Maurer Legerbestuur, Regeering en Volksverte
genwoordiging verdenkt niet gesteld te zijn op adviezen van een
V. v. N. I. O. omtrent de belangen der leden dier vereeniging, zal
dan ook wel niemand duidelijk zijn.
Waarom zou een vader het oor niet leenen aan verzoeken enz.
zijner kinderen voor de door hem reeds vergeten en niet gekend
wordende nooden en behoeften der kinderjaren?
Ook hierin raakt „Een oudere" weer de juiste snaar aan, waar
hij zegt:
„Naar mijne meening behoeft de vereeniging niets te maken te
hebben met krijgstucht, omdat zij zal gegroeid zijn uit oorzaken,
die de discipline zelfs in de verte niet raken.
Uit de behandeling van verschillende aangelegenheden is n. 1.
gebleken, dat de volksvertegenwoordiging niet weet wat er in het
officierskorps leeft. Bovendien zijn er verschillende zaken, zooals
regeling van verlofstraktementen, van weduwen-pensioenen, daggel
den, préséance e. t. q., die gegronde redenen tot onvoldaanheid geven.
Uit -dit alles blijkt, dat de autoriteiten niet op de hoogte zijn van
de nooden en behoeften van het officierskorps en dat kunnen zij
niet zijn, omdat daarvoor dagelijksche aanraking met het officiers
korps noodig is, hetgeen is uitgesloten.
Het arbeidsveld van de vereeniging ligt dus op het gebied van
publicatie, niet in dagbladen, maar in een orgaan, dat speciaal
bestemd is om alles te behandelen wat er toe kan leiden om het
innerlijk leven van het officierskorps te doen kennen en waarin
plaats zal zijn voor alles wat de moreele en materiëele belangen
van het geheele leger en van de personen betreft.
Dat orgaan moet dus zijn een voorlichter in den meest uitgebreiden
zin van het woord, waarin het pro en contra van de vraagstukken
uit den boezem van het officierskorps zullen worden belicht. In
dat orgaan zullen denkbeelden en wenschen alleen kenbaar
worden gemaakt.
Wij officieren hebben een te hoog denkbeeld van Regeering en
Volksvertegenwoordiging om aan te nemen, dat men opzettelijk
193
I. M. T. 1915. 13.