Feb. 1915.] Scheiding tusschen Intendance en Militaire Adm.
Hoewel de onderinspecteur korpscommandant is over dit perso
neel, heeft toch de gewestelijke intendant het recht om den kwar
tiermeester naar aanleiding van aan hem ingediend werk te straffen!
In den dagelijkschen gang van zaken heeft de scheiding voor
het administratie personeel bij de korpsen, garnizoenen en hospi
talen feitelijk geen verandering gebracht, behalve dan het twee
koetsiers-systeem.
De onderinspecteurs der militaire administratie en de geweste
lijke intendanten zijn, evenals de hoofdbureaux, ontlast van werk
op materiëel, resp. geldelijk gebied.
Dat dit niet met uitbreiding van personeel is gepaard gegaan,
komt voornamelijk doordat het officierskorps van de administratie
is ingekrompen. Meerdere betrekkingen, welke voorheen aan
kapiteins waren opgedragen (administrateurs van de groote hospi
talen), moeten thans door luitenants worden vervuld. De promotie
kansen zijn bij de administratie nu wel verbeterd, maar dit zal
eerst merkbaar worden, wanneer het bestaande zeer groote over
compleet aan kapiteins bij dit dienstvak zal -zijn ingekrompen.
Voor eene intendance in grooten stijl is ons leger nu eenmaal
te klein. In verband met de geringe sterkte en de gesteldheid van
Java kan de verplegingskwestie voor oorlogstijd betrekkelijk een
voudig worden genoemd. De oplossing van de zich daarbij voor
doende moeilijkheden is afhankelijk van de waarde van de inten
danten als zoodanig, niet van hun aantal. Men zal daarom steeds
over een aantal goed onderlegde intendanten moeten kunnen be
schikken, maar dit neemt niet weg, dat er voor een uitgebreid
korps intendance officieren, als we thans hebben, feitelijk geen
werk is. Er kan natuurlijk altijd wel werk worden gevonden en
inderdaad is dit ook gevonden, dank zij de materiëele administratie
en al den rompslomp van dien, maar hiervoor heeft men toch geen
officieren noodig, die eene speciale en kostbare aanvullende oplei
ding hebben genoten!
Het is zeer de vraag of men bij handhaving van den bestaanden
toestand in de toekomst steeds over een zoo groot aantal inten
danten zal kunnen beschikken als thans. Het is aan twijfel onder
hevig, of de positie van de intendanten er, vergeleken bij vroeger,
118