Feb. 1915.] Een korte opmerking naar aanleiding van
dit gevaar te wijzen, is het doel van de redactie bij de plaatsing
van een dergelijk artikel.
Een jong officier, die te velde gaat en daar bemerkt aan den
inlandschen militair weinig te hebben het geval van Asymptoot-
wijt dit niet in de eerste plaats aan zichzelf, maar aan den inlander.
Dat is zielkundig zeer verklaarbaar, vooral als zijne huurlieden ook
klagen over „Kromo" e. d. Wanneer die jonge officier nu zijne
klachten publiceert, dan kan uit zijn artikel met den vinger worden
aangewezen, welke fouten hij tegenover den troep maakt. Voorts
zal de verklaring van ouderen, die meer ondervinding hebben en
die, ook zonder speciale talenkennis en dergelijke hulpmiddelen,
een ander, beter oordeel over den inlander verkregen, dien jongere
en zijne vele geestverwanten tot nadenken stemmen. Hiertoe is het
echter noodig, dat degeen, die er tegen schrijft, werkelijk te velde
wat gepresteerd heeft vandaar dat wij bestrijding in de eerste
plaats van die zijde wenschen. Vage beweringen, als Van Heutsz
e. d. konden wel met Javanen opschieten, zooals in een ons toege
zonden artikel voorkomen, bewijzen niets, berusten ten deele niet
eens op historischen grondslag. De krijgsgeschiedenis levert eenige
voorbeelden, zooals Overste Bruijnis, maar die voorbeelden zijn al
zoo dikwijls aangehaald en daa» tegenover kunnen even vele, zoo
niet meer bewijzen van het tegenovergestelde geplaatst worden.
Wij hebben trouwens aan eene dergelijke wijze van bestrijden
weinig; zij zou alleen als een soort eerherstel van de aangevallen
partij kunnen dienen, zonder echter verbetering te brengen. Meer
verwachten wij van eene bestrijding, die den vinger op de wonde
plek legt, die dus zegt: Asymptoot, hierin en hierin hebt Gij fout gehan
deld en daardoor kunt Gij niet met den inlandschen soldaat om
gaan.
Men houde hierbi. in het oog, dat ook op deze wijze de con
clusie blijft, dat dus de inlandsche militair van zijne Eur. meerderen
meer inspanning eischt dan de andere landaarden in ons leger -
eene conclusie, die n. o. m. ook juist is. Aan wien de schuld van
dat verschijnsel? Wat doet dat er toe? De conclusie blijft: De
Durchschnitt- Europeesche meerdere kan veel gemakkelijker opschie
ten met den Amboinees dan met den Javaan. Maar waar de inlan
der zoo'n groot percentage van ons leger vormt, moet de Eur.
meerdere leeren, met hem om te gaan.
198