De Groote Oorlog.
Feb. 1915]
Het Britsche Legerkorps telt 2 div. a 3 brig, a 4 bataljons van
1024 man, dus ongeveer 24.000 man infanterie; het heeft dus onge
veer dezelfde sterkte als het Fransche en het Duitsche korps van 2
divisiën. De bronnen geven uiteenloopende opgaven aangaande
de andere wapens bij een legerkorps; vermoedelijk waren er per
legerkorps 108 veldkanonnen en 8 houwitsers.
Wanneer het Britsche Leger op sterkte van 3 korpsen en 2 Cav.
div. ware geweest, zou het dus ongeveer 100.000 combattanten
hebben geteld, een totaal, waartoe het Mil. Wochenbl. 1914—124
ook komt.
In vergelijking met de Legers, die Frankrijk in het open veld
stelde, en met de krachten, waarmede Duitschland de operatiën op
het Westelijk oorlogstooneel heeft ingezet (wij komen in eene vol
gende aflevering op de betrekkelijke getallen terug), beteekende de
Britsche hulp te land dus niet veel. Het is goed hierop nog eens
te wijzen, omdat eensdeels de geslotenheid van de Fransche en
van de Duitsche legerleiding tegenover de openhartigheid van de
Britsche, anderdeels de omstandigheid, dat wij hier in Indië langs
Britsche kabels en van een Britsch agentschap de berichten krijgen,
die voor de Britsche koloniën en bezittingen zijn opgemaakt, oor
zaak zijn, dat we veel meer hoorden omtrent de Britsche daden
dan omtrent die der anderen, zoodat het langzamerhand den schijn
kreeg, alsof de Britten de kastanjes uit het vuur haalden. In hoe
verre de werkelijke prestaties voor dezen schijn eenig recht gaven,
moge uit het vervolg blijken.
Dat het transport van de troepen over zee kon geschieden zonder
van de vijandelijke vloot nadeel te ondervinden, is een slag voor
de „fleet-in-being" theorie en een bewijs, dat de samenwerking
tusschen zee- en landmacht bij de Britten goed was.
Ie Cavalerie-divisieGen. Allenby.
Ie Brigade
2e BrigadeGen. De Lisle.
3e Brigade: Gen. Gough.
5e Cavalerie-brigade: Sir Philip Chetwode.
Genietroepen, Vliegkorps, Treinen enz.
N.B. In het bovenstaande zijn alleen die namen gegeven, waarvan
de kennis tot recht verstand van het eerste Rapport noodig is.
202