[Mrt. 1916. gingen geweest, die hier te lande in 1849 den stoot hebben gegeven tot het doen verrichten van topographische opnemingen en wél waren bij de vaststelling van de richtingen, waarin gewerkt zou worden, militaire overwegingen overheerschend, doch reeds dadelijk, van den aanvang af, hebben de eischen van economischen aard een belangrijke iol gespeeld bij de uitvoering van die opnemingen. En dit was door het groote gebrek, dat aan goed kaartenmateriaal bestond, ook zeer natuurlijk; uit een voor economische doeleinden vervaardigde kaart laat zich wel een zeer goede militaire kaart samenstellen, doch het omgekeerde is niet mogelijk. Het waren ook de militaire eischen, de gemakkelijkheid van re- cruteering en formeering der benoodigde werkkrachten, zoomede de finantiëele voordeelen eener militaire organisatie, die er als van zelve toe geleid hebben de uitvoering van den topographischen arbeid op te dragen aan het Leger, en hierin geen verandering te brengen, toen bij den wensch tot stelselmatige kaarteering onzer bezittingen uit hoofde van de zoo talrijke andere belangen, de mi litaire urgentie daartoe door de uitbreiding der cartographische ge gevens van Java, geleidelijk was verminderd. Hiermede zijn echter de topographische verrichtingen niet bestempeld als uitsluitend of in hoofdzaak te zijn ten behoeve van het Leger. Reeds in 1876 heeft de toenmalige Kapitein van den Nederlandschen Gen. Staf F. De Bas een warm pleidooi gehouden voor een onderbrengen van alle me tingen in Ned.-lndië bij een afzonderlijk op te richten departement daarin in 1892 gesteund door den Kapitein van den Indischen Gen. Staf G. F. SOETERS 2). De centraliseering der opnemings- en kaar- teeringswerkzaamheden in 1906, gepaard met de instelling der Per manente kaarteeringscominissie, kunnen als een bewijs gelden, dat, ook al ressorteeren de topographische werkzaamheden onder het Departement van Oorlog, zij niettemin inter-departementaal kunnen heeten en er daarom van een „in de eerste plaats dienen" van een bepaald departement moeilijk gesproken kan worden. Dankt de topographische arbeid aan het Leger zijn ontstaan, zijne werkkrachten en leiding, het zijn voornamelijk de niet-militaire be langen, gemoeid met dien arbeid, geweest, die de stuwkracht hebben geleverd tot zijn gestadigen voortgang en die de prikkel hebben gevormd, waardoor hij zich geleidelijk heeft kunnen ontwikkelen tot zijn tegenwoordige hoogte. In 1864, toen het Topographisch bureau en de dienst der Militaire Verkenningen tot stand kwamen, waren het voornamelijk de goede 1) F. De Bas: De residentiekaarten van Java en Madoera (Bijbl. van het Tijdschr. Aardr. Genootschap, 3e deel 1883). 2) De Topographische Dienst in Ned.-lndië, door G. F. Soeters (Ver slag ter beoef. van de Krijgsw. 1892 1893). 371

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 105