w Scheiding tusschen Intendance en Administratie. In de Februari-aïlevering van het I. M. T. heeft de 1ste Luitenant der Militaire-Administratie Wenting van de Ve Afdeeling van het Departement van Oorlogiemand uit de onmiddellijke omgeving van den dienstchef en dus volkomen au fait—een betoog geleverd waarin ik lees: dat de grenslijn tusschen Intendance en Militaire-Administratie met zuiver getrokken is, dat de ingetreden toestand (van scheiding) verre van volmaakt is, dat bij gebrek aan beter de vroegere toestand uit een oogpunt van algemeen Legerbelang, nog boven de tegenwoordige is te ver kiezen, en ten slotte, dat een algeheele herziening bepaald urgent ^dringend eeen uitstel gedoogend) is. De Heer Wenting heeft het Indische Leger in hooge mate aan zich verplicht door deze waarheden, welke ik volkomen onderschrijf te publiceeren. 1 Ik wil verder gaande grenslijn is niet zuiver getrokken, kan nooit zuiver getrokken worden en moet daarom zoo spoedig mogelijk verdwijnen. J Niemand minder dan de geestelijke vader en bewerker der voor- stellen tot scheiding heeft als zijne ineening uitgesproken, dat aan de scheiding van het personeel een scheiding van werkzaamheden moest voorafgaan, en dat dit naar het hem voorkwam, het moeilijkste gedeelte der scheiding zou vormen, omdat er zaken zijn, die-en dat sedert jaren— zoo in elkaar grijpen, dat zij veelal zondermeer werk te scheopen, niet te scheiden zijn. Die werkwijze is niet gevolgd, miar had men op die wijze de scheiding voorbereid, dan zou naar mijn vaste overtuiging zijn ge bleken, dat zij in sommige opzichten onuitvoerbaar en bovendien als geheel absoluut ongewenscht was. Had men toen getracht de scheidingslijn zuiver te trekken en aan de Administratie de taak toebedeeld, die aan de titularissen van dat dienstvak volgens de beteekenis van het spraakgebruik eigenaar dig past, n.l. die van boekhouders en kassiers (betaalmeesters) voor het Leger, dan zou men een economische verspilling en een onbillijk heid hebben begaan, want de Officieren der Militaire Admini stratie zijn van huis uit ook opgeleid voor verplegingsofficieren en als zoodanig moet er van hunne diensten worden gebruikgemaakt Maar men heeft, zooals de Heer Wenting zeer juist opmerkt, de 340

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 120