Scheiding tusschen Intendance en Administratie. [Maart. 1915.
scheidingslijn niet zuiver getrokken en dat geschiedde primo omdat
er de tijd toe ontbrak, secundo omdat het onmogelijk was.
Daarom begon men met de scheiding van het personeel in te voe
ren en iiet de voorschriften voor de scheiding van werkzaamheden,
wanneer het noodig was, „zwemmen", waarbij de Administratie naast
haar gewone werk, met een groot deel der verpleging belast bleef.
Ik betreur dit niet, het kon bovendien niet anders binnen de bij
de scheiding gestelde grenzen, maar ieder deskundige heeft den on-
houdbaren toestand, zooals de Heer Wenting die nu schetst, volko
men duidelijk zien aankomen en velen hebben dien voorspeld.
De eenige scheiding, die in 1913 noodig was geweest, bestond
ten Hoofdbureele feitelijk reeds.
Had men den Hoofd-Intendant toen een Luitenant-Kolonel-Kwar
tiermeester toegevoegd en dezen eene hem passende verantwoor
delijkheid en vrijheid gegeven, dan was de scheiding van het werk
van den Hoofd-Intendant naar de wetten der natuurlijke groeiwijze
bereikt, en deze voor zoover gewenscht van Administratieven arbeid
ontheven.
Had men dan verder bij de Gewestelijke Intendances den Offi
cier voor de Comptabiliteit den titel van Gewestelijk Inspecteur
gegeven, hem van betalingswerk, voor zoover dit bij de Kwartier
meesters thuis behoort, ontlast en hem meer verantwoordelijkheid
en zelfstandigheid gegeven, dan zou ook bij de Gewestelijke Inten
dances de samenwerking, waar noodig, niet verloren zijn gegaan,
zouden de Intendanten zich meer aan de materieele verpleging hebben
kunnen wijden, en was iedere verdere scheiding overbodig geweest
De scheiding van de kleinere Intendances op de Buitenbezittingen
heeft niets dan nadeel opgeleverd en de toestand is het gezonds
gebleven, daar waar Kapiteins der Militaire Administratie tevens als
Gewestelijk Intendant optraden, omdat dit in wezen een bestendiging
van den ouden toestand was.
Alleen staan Kapiteins der Militaire Administratie daar nu soms
voor verplegingsvraagstukken, die hun vreemd zijn, en stonden daar
vroeger Kapiteins-Intendanten aan het hoofd, aan wie van huis uit
de Militaire Administratie niet vreemd was.
Onder de curieuse denkbeelden, die bij de scheiding blijkbaar tot
grondslag werden genomen, is de splitsing in hooger en lager In-
tendancewerk.
Men begreep niet dat Intendance wel een zeer mooi woord is,
maar dat het toch alleen maar verpleging beieekent en dat die verple
ging niet alleen uit materieele (voeding, kleeding), maar ook uit
geldelijke verpleging bestaat, terwijl iedere soort verpleging geadmi
nistreerd moet worden.
Die Administratie is noodig en nuttig, maar zij is een noodzakelijk
kwaad; de verpleging is het doel, de Administratie het middel om
dat doel zoo zuinig mogelijk te bereiken.
341