De tAAK VAN DÉN TOPÓGRAFISCHEN DlENST. [Mrt. 1916.
afzonderlijke Geografische Directie als zelfstandigen tak van bestuur
een denkbeeld, dat wegens de enorme besparing van kosten, neg
altijd nauwgezette overweging verdient; het wetenschappelijke peil
van onzen topografischen dienst, dat zich helaas over het algemeen
nog niet boven het middelmatige kan verheffen 2), zou er boven
dien aanzienlijk door stijgen.
Doch keeren we terug naar lager sferen.
„Uit een militair oogpunt komt het er bijna nooit op aan, of het
horizontaal en verticaal verband volmaakt zuiver is; of een punt
of een hoek op zijne plaats of op de juiste grootte is aangegeven,
is in den regel al van heel weinig belang," wordt door D. B. opgemerkt.
Nog daargelaten, dat van volmaaktheid geen sprake kan zijn, omdat
meten slechts benaderen is, dus men tevreden mag zijn, wanneer
b. v. de horizontale fouten minder zijn dan een kwart van het
aantal duizendtallen der schaal, vragen we ons af, welke grens wil
hij stellen, hoeveel mag e.en hoek of een punt van zijne plaats
liggen. En wanneer het er uit een militair oogpunt wel op aan
komt, dat het horizontaal en verticaal verband wel nauwkeurig
is? 3)
Wanneer we ons niet vergissen, werd in 1896 een werkplan
opgemaakt voor de herziening van de kaart van de Preanger-
Regentschappen voor militaire doeleinden. Een veel grooter deel
dan thans na twee decennia eerst gereed is, zou in drie jaar tijd
afgeleverd worden. Toen werd getransigeerd met de nauwkeurigheid
1) De residentiekaarten van Java en Madoera.
2) Het waarom werd vroeger (1912) in dit tijdschrift al uiteengezet
door v. H. in zijn o. i. zeer lezenswaardig artikelDe Topografische Dienst
en zijne open formatie.
3) Van de veronderstelling uitgaande, dat van een zeker punt op eenen
rug eene kampong zichtbaar was, werd eenige jaren geleden op de kaart
eene manoeuvre ontworpen (de handelende persoon geniet reeds van zijn
„otium cum dignitate" en de plaats doet er niet toe), doch in het terrein
werd de kampong aan het oog onttrokken door een tusschenliggenden
rug, welke onregelmatigheid werd gerapporteerd aan den Legercomman
dant. Uit eene eenvoudige constructie bleek echter, dat de kampong
ook volgens de kaart onzichtbaar moest zijn, maar in elk geval wordt
getypeerd welke eischen (en terecht) aan eene kaart gesteld worden.
Zou de kaart van D. B. met zijn bungelend verband daaraan voldoen?
281