De taak van den Topografischen Dienst. [Mrt. 1916. geduldwerkje voor Inlanders is, dus het gevaar, dat daardoor het urgente militaire werk gestagneerd wordt, hoogst denkbeeldig moet zijn, zal een ieder, die werkelijk belang stelt in de ontwikkeling van onze Koloniën, het een verblijdend verschijnsel heeten, dat op eene plaats, waar het weten, kennen en kunnen van verschillende be schaafde volken te zamen komt, Nederlandsch-Indië een goed figuur maakt en toont, dat het bekend is in eigen terrein. Dank zij resp. de voorbereiding, actie en consolidatie van de gouverneurs-generaal Jhr. van der Wijck, van Heutsz en Idenburg, zijn we langzamerhand baas in eigen huis. Zou toch Nederland achterblijven in het verkennen en leeren kennen van de binnen streken der eilanden, waarvan de kusten reeds drie eeuwen in ons bezit zijn, dan zou de tegenwoordige ondernemingsgeest er anderen toe brengen, om ons daar tot onze schade en schande den weg te willen wijzen. Zwitsers zijn ons reeds voorgegaan in het binnen trekken der onbekende landen van Celebes en Europeesche avon turiers van allerlei nationaliteit hebben op verschillende eilanden eene rol gespeeld, vóór dat onze ambtenaren daar gehoor konden krijgen. In 1896 moest voornamelijk het boek van Brau de Siant Pol Lias 2) ons in Lohong tot voorlichting strekken, berichten over de werkzaamheid van den hoogst interessanten vulkaan G. Batoer op Bali in de eerste helft van de vorige eeuw moeten wij putten uit de geschriften van buitenlandsche naturalisten 3) en zoo zouden we voort kunnen gaan. Laten we echter hopen, dat de tijd voor goed voorbij is, dat, hoe verdienstelijk ook sommiger arbeid moge wezen, moreele en financieele gouvernementssteun wordt verleend voor wetenschappelijke onderzoekingen door buitenlanders, die minstens even goed door Nederlanders kunnen worden verricht. Het intellect van onze natie heeft daar recht op. 1) Besclieidenlijk wordt hier ook verwezen naar J. van Roon, „De topografische dienst in Nederlandsch-Indië als bestuursmiddel" (Indische Gids 1908), welk opstel toen ter tijd de sympathie mocht wegdragen van den Legercommandant, Z. Exc. Luitenant-generaal M. B. Rost van Tonningen en van den Chef van den Generalen Staf, Generaal-majoor P. C. van der Willigen. 2) Chez les Atchés. Lohong, Paris 1884. 3) H, Zollinger. Togt naar het gebergte Bator. 285

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 17