[Mrt. 1916.
van het V. A. K. geëischt, dat zij kunnen chauffeeren; immers, ait. 9
verlangt slechts, dat zij öf zelf chauffeeren, öf dit onder hun on
middellijk toezicht door den hulp-chauffeur laten doen. Onder de
eischen volgens art. 2 aan de adspiranten te stellen, komt niet eens
voor, dat zij in het bezit zijn van een rijbewijs, wat wel weinig,
maar toch iets zou beteekenen.
Bij manoeuvres is te merken, dat sommige leden van het V.A.K.
niet gewoon zijn te chauffeeren op moeilijke wegen of in bergterrein.
De beroepsofficier vraagt zich dan af, waarom het noodig is zoo
iemand wegens zijne chauffeurs bekwaamheid officier te maken onder
speciale, gunstige bepalingen.
Voorts stelt de Regeling aan de auto's van het V. A. K. slechts
als eischen:
4 zits, minsjens 40 K.M. snelheid, hellingen van 12° vlot beklimmen.
De oudste en meest verwaarloosde kar, die aan deze eischen
voldoet, zou moeten worden aangenomen. Maar wat heeft het
Leger daaraan?
Hoe men aan die helling van 12° komt, is niet duidelijk. De
Pingit is minder, de Tempoeran juist iets meer, Nagreg en Poentjak
veel meer. Voorts is niet vermeld, dat de helling met volle be
lasting in de auto moet kunnen worden genomen en nu scheelt
het bij klimproeven heel veel, of de auto achter belast is of niet
en nog meer, of zich bagage achterop den drager bevindt. Er
wordt een zeer uitgebreide oorlogsuitrusting bij elke auto van het
V. A. K. vereischt, m.i. onnoodig veel, maar er wordt niet nage
gaan, of en hoe de auto dat alles kan bergen zonder de plaats van
de passagiers in te nemen, evenmin of de leden van het V. A. K.
een en ander wel bezitten; ik meen, dat een lid van het V. A. K.
mij weieens verteld heeft, dat dit bij hem niet het geval was.
De vigeerende Regeling voor het V. A. K. geeft geen waarborgen,
dat dit korps bestaat uit ervaren chauffeurs met goed bruikbare
auto's. Zij dient daarom n.m.m. zoo spoedig mogelijk gewijzigd
te worden.
Daartoe dient men zich eerst duidelijk te maken, wat van het
V. A. K. verlangd wordt en welke auto's voor dat doel noodig zijn,
voorts of er gelegenheid is de chauffeurs in vredestijd speciaal te
oefenen voor hun oorlogstaak. Eindelijk of het wel noodig is aan
chauffeurs van welken stand zij in de maatschappij ook mogen
307