De Japansche Keizermanoeuvres in October 1915. [Mrt. 1916.
front van ruim 2 K.M., daaronder niet medegerekend een detache
ment ter bezetting van een terreinvoorwerp op ongeveer 2 K.M.
uitwaarts van den buitenvleugel der 37ste brigade. Aanvankelijk hield
de Opperbevelhebber 4 bataljons achter als algemeene reserve, doch
zond spoedig 3 bataljons naar hunne divisie terug, daar hem de tijdige
aankomst van de veronderstelde 38ste brigade infanterie toege
zegd was. Inderdaad kwam deze brigade in den vroegen mor
gen van den 23sten October te zijner beschikking, waarop hij tot
den aanval overging op de Noorder troepen, die zich gedurende
den nacht tegenover de Zuidelijke stelling ontwikkeld hadden om bij
het aanbreken van den dag den aanval te beginnen. De Noorde
lijken hadden zich daartoe over een front van 11 K.M. ontwikkeld,
met 2 regimenten infanterie als algemeene reserve. Zooals elk jaar,
vertoonde alzoo de laatste manoeuvredag het schouwspel van twee
op elkander aanvallende legers, waaraan de leiding te 8 uur v. m.
een einde maakte. De troepen marcheerden na eene korte rust naar
hunne kazernes of kantonnementen om zich gereed te maken voor
de parade op den volgenden dag.
Alles tezamen genomen, handelden de partijcommandanten dit jaar
volgens dezelfde beginselen als vorige jaren, welke beginselen in het
volgende samengevat kunnen worden:
Reeds gedurende den marsch worden de troepen in verband met
de beschikbare wegen in meerdere marschgroepen ontplooid, waar
door de ontwikkeling tot een breed gevechtsfront bespoedigd wordt.
Niet alleen kan men daardoor den tegenstander in de ontwikkeling
vóór zijn, doch het breede front bedreigt hem met overvleugeling,
waardoor hij verleid wordt zijne krachten eveneens in de breedte
te verdeelen, zoodat eene gunstige gelegenheid geschapen wordt
voor een beslissenden aanval in front, door alle beschikbare krach
ten te ondernemen. Wel kan eene vroegtijdige ontplooiing in meer
dere marschgroepen in een wegenarm land gevaren opleveren, doch
de goed ingerichte inlichtingsdienst, de groote marschvaardigheid
en de voortreffelijke sein- en telefoondienst beperken deze gevaren
voor de Japanners tot een minimum; bovendien wordt indenlaats-
ten tijd eene neiging tot het afzonderen van grootere algemeene
reserves dan vroeger waargenomen.
Over het gebruik van de cavalerie het volgende:
De Noordelijke Opperbevelhebber improviseerde uit de regimenten
317