Mrt. 1916.] De Japansche Keizermanoeuvres in October 1915.
cavalerie zijner divisiën eene legercavalerie, daarbij een eskadron
ter beschikking der divisiecommandanten latende. Het Zuider leger
was reeds in het bezit van eene legercavalerie, n.l. de 3de brigade,
zoodat de divisiecavalerie—niet meer dan één regiment, daar geen
cavalerie bij de 37ste brigadeinfanterie aanwezig was—ter beschikking
van den divisiecommandant blijven kon, behoudens een onderdeel,
dat bij de 37ste brigade infanterie gevoegd werd.
Vóór het begin der manoeuvres bevond zich de hoofdmacht der
Noordelijken in en om Aomori, die der Zuidelijken in en om
Hirosaki, zoodat de afstand tusschen beide niet meer dan een
grooten dagmarsch, ongeveer 35 K.M., bedroeg. Onder deze om
standigheden was er geen plaats meer voor legercavalerie vóór
het front van het leger en de Opperbevelhebber der Noordelijken
verzamelde dan ook de zijne voorwaarts van zijn rechtervleugel;
in de volgende dagen kreeg zij de opdracht rug- en linkerflank des
vijands te bedreigen. Alleen gedurende den terugtocht op den
2lsten October werd zij onder de bevelen van den commandant
der 2de divisie gesteld.
Het Zuidelijke leger had zijne legercavalerie aanvankelijk in en
om Namioka, d.i. ongeveer 14 K.M. vóór zijn front. Wat de Zuide
lijke Opperbevelhebber met deze opstelling voor had, bleek uit het
optreden der brigade in den morgen van den 2Gsten. Zij ging toen
voorwaarts om in het heuvelland, dat de Noordelijken moesten
doortrekken om de vlakte te bereiken, de nadering der tegenpartij
te vertragen. Inderdaad gaf het niet met opgaand hout begroeide
heuvelterrein gelegenheid tot vuur op groote afstanden en is eene
brigade van 8 eskadrons met mitrailleurs bij deze manoeuvres
vier, doch in oorlogstijd minstens acht niet te zwak voor eene
dergelijke taak, al zou eenige rijdende artillerie van veel nut geweest
zijn. Terwijl alzoo de brigade, welke al een voorsprong van 14
K.M. op de hoofdmacht van het Zuider leger had, de Noordelijken
in het heuvelland ophield, kon de Zuidelijke Opperbevelhebber met
grond verwachten tijd genoeg te hebben om met al zijne troepen
gereed tot den aanval te zijn op het tijdstip, dat de Noordelijken
uit het heuvelland in de vlakte deboucheerden, voor hem bijna de
eenige kans op succes met zijne Wi divisie tegen de 2 divisiën
der tegenpartij, natuurlijk altijd in de veronderstelling, dat de wegen
in het heuvelland werkelijk defilé's waren. Echter verminderde
318