Mrt. 1916.] Onderzoek naar de mogelijkheid tot het ver krijgen VAN EEN WAARBORG VOOR DE UITBETALING VAN de Pensioenen der Landsdienaren. plaats maatregelen worden gewenscht om de uitbeta'ing daarvan te verzekeren. Het pensioen is als onderdeel van de totale bezoldiging, aan het ambt verbonden en dan ook bij de aanvaarding van het ambt toegezegd en bedongen. De Staatsdienaar heeft daarop dus een onafwijsbaar recht, ook al heeft hij voor zijn pensioen niet gecontribueerd. De splitsing van de totale bezoldiging in de dadelijke en de uitge stelde (het pensioen) is voor de Landsdienaren in Nederlandsch- Indië verschillend uitgevallen. Voor de Europeesche burgelijke landsdienaren wordt een bijdrage voor het pensioen gevorderd van 2°/o van het traktement. Dit is volgens den wiskundigen adviseur van den Minister van Koloniën, den oud-hoogleeraar Dr. P. van Geer, bij een rentevoet van 4u/o per jaar, het 1/6 van het totaal benoodigde voor die pen sioenen. Hieruit valt af te leiden, dat pensionneering der landsdienaren is zoowel het belang van den Staat als van den burgelijken lands dienaar. Dit gemeenschappelijk belang spreekt zich niet uit bij de pensioenen der militairen en der Inlandsche burgelijke landsdienaren, die niet rechtstreeks mede daaraan contribueeren. Hier praedomineert het Staatsbelang om zich van de niet langer gewenschte elementen te kunnen ontdoen, blijkbaar zoozeer, dat het niet gerechtvaardigd wordt geacht om van de belanghebbende zelve eene bijdrage te eischen. Doch al betalen laatstgenoemden dus zeiven niet rechtstreeks mede aan hunne pensioenen, hun pensioensrecW is er niet minder om. Vervolgens wordt nagegaan, op welke wijze de landsdienaar zijn onbetwistbaar recht op pensioen zou kunnen doen gelden. In verband met de betrekking tusschen den Staat en zijne amb tenaren, kan bij mogelijk geschil hierover niet de uitspraak van den rechter worden ingeroepen. Wel is het natuurlijk niet noodzakelijk, dat deze regeling onbe vredigend werkt en daarvan onjuiste beslissingen het gevolg zijn, doch het beginsel, dat in een geschil van twee partijen geen andere beslissing kan worden verkregen dan die van één der partijen zelve en wel die 328

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 62