Mrt. 1916.] Onderzoek naar de mogelijkheid tot het ver krijgen VAN EEN WAARBORG VOOR DE UITBETALING VAN de Pensioenen der Landsdienaren. Er is n.b. een kant aan die zaak, welke naar voren moet worden gebracht, onafhankelijk van de vrees voor de niet uitkeering van de pensioenen. De Heer Zaalberg vindt het onlogisch, dat de pensioensuitkee- ringen aan gewezen Landsdienaren, blijkens de begrooting thans worden betaald door het tegenwoordig geslacht, dat van hunne diensten niet heeft geprofiteerd, terwijl de pensioenen van de'tegen woordige landsdienaren zullen moeten worden opgebracht door de komende generatie. Waar toch het pensioen, als boven aangetoond, een deel der be zoldiging uitmaakt, waarvan de betaling tot later wordt verschoven zou dat deel der bezoldiging moeten drukken op dezelfde begroo ting, waarop ook het andere, wel dadelijk uit te betalen, deel der bezoldiging drukt. Bij gebrek aan de daarvoor noodige gegevens, worden alleen in beschouwing genomen de gevolgen van de tot nu gevolgde wijze van samenstelling der begrooting op de pensioensuitkeeringen aan gewe zen burgerlijke Landsdienaren. Op de begrooting van 1915 komt als bijdrage aan de pensioenen voor Europeesche civiele ambtenaren voor een bedrag van rond 600.0C0. Aan de hand van de berekeningen van Professor van Geer, zou de geheele jaarpremie voor die toekomstige pensioenen moeten be dragen 6 Xƒ600.000 of 3.6 millioen gulden. De begrooting van 1915 behoorde dus in uitgaaf aan te wijzen een bedrag van 36C0000 ter verzekering van de pensioenen der in dienst zijnde Europeesche burgerlijke landsdienaren, waar tegenover onder de middelen, evenals thans, de bijdrage door die ambtenaren ten bedrage van rond 6 ton, behoorde voor te komen. Thans zijn de cijfers 4.5 millioen, tegenover 6 ton en wordt dus f 900.000 meer uitgegeven dan volgens de, als juist genoemde, me thode noodig zou zijn. Dit verschijnsel zal zich in de toekomst jblijven voordoen, zoolang wordt volhard in het tot heden gevolgde systeem. Wat dit voor de toekomst beteekent, wordt duidelijk bij vergelijking van de begrootingsgetallen van 25 jaren geleden en thans. 330

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 64