Hjgg ODerzichl Dan eenige Buitenlandsclie
HHt Tijdschriften,
ISM
In de Jahrbiicher van December 1914 treft men in de eerste plaats
aan, het vervolg van het artikel „Die Heere unserer Gegner", waarin
nu behandeld worden het Russische, het Engelsche, en zeer in het
kort het Belgische, Servische, Montenegrijnsche en Japansche Leger.
Nadat verschillende gegevens van het Russische Leger vermeld
zijn, levert de schrijver beschouwingen over zijne waarde, welke
beschouwingen nu niet bepaaid gunstig voor de Russen uitvallen;
de gewone argumenten als verslaafdheid aan den drank, onvoldoende
voeding, stompzinnigheid, groot analphabeten, gebrek aan initiatief,
gemis aan „Kultur", laag peil van het officierkorps, neiging tot het
defensief, doen wederom opgeld.
Intusschen heeft de schrijver wel eenige waardeering voor de
Russische legerleiding, die z i sinds den Russisch-japanschen
oorlog enorm vooruitgegaan is.
Kort voor den oorlog ontving het leger nieuwe, offensief getinte
voorschriften, die dus, evenmin als de Fransche in Frankrijk, voldoende
ingeleefd kunnen zijn (o i. een van de bewijzen dat noch Frankrijk
noch Rusland thans den oorlog gewild hebben -y-).
Over de Intendance, den Geneeskundigen Dienst en de Russische
Cavalerie is de schrijver heelemail niet te spreken, de„lawa"aan-
vaisvorm is een failure gebleken; zeer waardeerend daarentegen
wordt over de artillerie geoordeeld.
Omtrent het treinwezen de volgende aanhaling:
„Dasz der Train nicht die gestellten Anforderungen erfüllen kann,
liegt bei seiner mangelhaften Organisation auf der Hand. Für die
höhere Truppenführung mussen hieraus fortlaufend auszerordentliche
Schwierigkeiten erwachsen, wenn auch bisher darüber nichts
verlautet".
Een groot gebrek acht schrijver verder de onvoldoende voorraad
reserve-kleeding,-uitrusting en-wapening, zoodat het voor nieuwe
troepen aan alles en nog wat ontbreekt; laten we van harte hopen,
dat daar bij ons in overruime mate voor gezorgd iste meer daar
er van aanmaak in Indië in oorlogstijd heel weinig kan komen, dient
hier zeker een reserve voorraad van 100, liever 200 J/0 aanwezig te zijn.
'i Omtrent de vestingen deelt de schrijver mede, dat alleen Kowno,
Nowogeorgiesk en Brest-Litowsk in staat zijn ernstig weerstand
te bieden, de overige zijn sterk verouderd. Hoe het staat met de
moderniseering van Grodno, is den schrijver onbekend.
Omtrent het Engelsche leger geeft de schrijver meerdere gegevens,
doch slechts weinig beschouwingen, aan het slot zegt hij, dat het
304