Tactische oefening op de haart.
4de Serie.
Oplossing Oefening No. 4.
Alvorens tot eene bespreking van de oplossing over te gaan, moge
nog een enkele opmerking aangaande de onderstelling voorafgaan,
welke op het eerste gezicht in strijd schijnt met het beginsel, aan
gegeven in V. V. p. 199 (6). Stelt men zich echter voor, dat eene
uit meerdere Brigaden samengestelde troepenmacht, die in een ernstig
gevecht is gewikkeld, zich daaruit moet losmaken, en nog wei.ge
durende de duisternis, dan is het duidelijk, dat bij een dergelijken
terugtocht de te treffen maatregelen zoo eenvoudig mogelijk moeten
zijn, om de kans op wrijvingen en verwarring met de mogelijk
daaruit voortvloeiende noodlottige gevolgen tot een minimum terug
te brengen. Het nog meer verbreken ot vermengen van verbanden,
als toch wellicht reeds ten gevolge van den strijd niet te ontgaan
waren, dienen zooveel mogeiijk te worden vermeden. Het tactisch
onderdeel, dat het minst van den strijd geleden heeft, dan wel dat door
de stellingen, die het inneemt (nabijheid van den terugtochtsweg) daar
voor het meest in aanmerking komt, zal moeten worden aangewezen
om den afmarsch van de overige troepen te dekken, en, gegeven de
organisatie van onze Landmacht, ligt het dus voor de hand daarvoor eene
Brigade te bestemmen. Is ook deze Brigade er in geslaagd de marsch-
colonne te formeeren, dan zal door deze troepenafdeeling eene
marschorde moeten worden aangenomen in den geest van hooger-
genoemd punt van het V. V. 199 (6), dus bijv. ais volgt:
G. Tn. die van A. I. Bg.) onder dekking van Inf. 1.1.,
5C0 M.
lnf. 2. I,
G. 1. sectie.
A. I. Bg. (G. T. aan het hoofd),
Inf. 3. 1,
M. 2.
Inf. 4. I,
Cav. 1/2 Esk.
Inf. II,
lnf. Vil,
Inf. 1, 2, XXI.
500 M.
Achtertroep (lnf. Staf, 3, 4, XXI 1 sectie G.)
564