Tactische oefening op de kaart, 4e Serie, (Mei 1916.
De Achtertroep zal zich achterwaarts beveiligen door een Achter-
spits ter sterkte van 1 sectie Inf., welke een afstand van ongeveer
2U0 M. onderhoudt.
De toevoeging van de sectie Genietroepen aan den Achtertroep
in afwijking van V. V. 199 (6) komt in het onderhavige geval
dringend noodig voor om aan eventueel vervolgende vijandelijke
afdeelingen oponthoud te veroorzaken (V. V. 74).
De Cdt. der 2de Br. marcheert aan den staart van den Hoofd
troep. Wanneer deze dus te 5.30 v. m. te Pingit de opdracht van
den A. B. ontvangt, zal het hoofd van de troepen der 2dé Br.
ongeveer den Z. rand van Kg. Banaran hebben bereikt, terwijl de
G. Tn. zich nog meer N. O. bevinden.
Na ontvangst van de opdracht begeeft de Br. Cdt. zich na het
treffen van eenige voorloopige maatregelen, waarover later, verge
zeld van zijn Staf zoo spoedig mogelijk naar pl. 31 ten einde
eenigszins bekend te zijn met het terrein, als bij aankomst van de
troepen de door deze in te nemen stellingen moeten worden aan
gewezen. Toch zal voor het verrichten van verkenningen slechts
weinig tijd beschikbaar zijn, en zuilen de uit te vaardigen bevelen
vrijwel uitsluitend gebaseerd zijn op gegevens van de kaart.
In verband met de gesteldheid van het terrein, in het bijzonder
van de wegen en paden, behoeft er niet naar gestreefd te worden
eene aaneengesloten stelling te doen bezetten, doch kan worden
volstaan met de bezetting van de meest belangrijke (dontineerende)
punten, mits den vijand het overschrijden van het tusschengelegen
terrein door vuur kan worden belet en eene voldoend sterke reserve
beschikbaar blijft voor een eventueel „retour offensief".
Een punt, dat wel in de eerste plaats voor bezetting in aanmer
king komt, is de hoogte T. 792.6, van waaruit de geheele omtrek
tot op grooten afstand wordt gedomineerd. Voorts is het ook van
belang, den van Kg. Wanakasihan naar T. 717.2 afloopenden rug
te bezetten, van waaruit het vóórterrein tot op verren afstand wordt
ingezien.
De afstand tusschen beide genoemde punten is echter zoo groot,
dat met de bezetting daarvan niet kan worden volstaan. Het vinden
van eene geschikte troepenopstelling tusschen genoemde vleugels is
echter minder eenvoudig, niet alleen als gevolg van de terreinvor-
men, maar vooral door de begroeiingen. Waren eenige dagen be
schikbaar om de kampongs Wawar geheel of grooienjeeis op te
ruimen, dan zou de rug, waarop de hooïükampong Wawar is gelegen,
zeer goed daarvoor kunnen worden ingericht; het gebrek aan schoots
veld vormt evenwel thans hiervoor een ernstig beletsel.
Aangezien echter nóch meer naar voren noch meer achterwaarts
een betere weerstandslijn is te vinden, blijft er geen keus over;
men zal dienen te roeien met de riemen, die men heeft, en zal het
zwaartepunt bij de verdediging van het middengedeelte van de door
565