Mei 1916.]
indirect, mede verbonden. Invoering van militie zal de promotie
bevorderen; uitbreiding van de artillerie, van de cavalerie, zal de
promotie bij die wapens bevorderen en zoo zijn tal van voorbeel
den te noemen.
Maar daarom mag een dergelijke actie dan ook niet uitgaan van
een vereeniging, welke, zoo niet geheel, dan toch voor een groot
deel haar ontstaan te danken heeft aan het streven om de materieele
positie harer leden te verbeteren.
Zulk een actie zou moeten uitgaan van een z. g. wetenschappelijke
vereeniging, dus in ons leger van de Indische Krijgskundige Ver
eeniging, dan kan zij krachtig zijn. Sprekende voorbeelden kunnen
wij ontleenen aan de Marinevereenlging, welke er zeer veel toe
heeft bijgedragen dat het pantserschip Wentholt werd verworpen
en aan de Ver. t. b. van Kr. W., waar een scherpe critiek op het
ontwerp „Kustverdediging" niet zonder resultaat is gebleven.
Het „psychologisch moment" ware naar mijne meening beter met
rust gelaten. Deze vereeniging van officieren, welke in de eerste
plaats opkomt voor materieele belangen, moet er maar niet aan
herinneren, dat zij is geboren in een tijd, dat de Regeering met
groote moeielijkheden had te kampen.
Men deed beter daarover te zwijgen!
„Aan het 1. M. T. zal mededeeling worden gedaan, dat de door
de N. 1. O. V. gedane toezegging niet meer van kracht is", zoo
luidt het slot van het communiqué.' Hiertegen valt niets te zeggen.
Maar waar wel wat tegen valt te zeggen, is het voorstel van de
afdeeling Weltevreden n.l. „Deze afdeeling (Win.) stelde voor
alsnog te trachten om te komen tot een fusie en als dit niet ging,
dan eenvoudig de{n) strijd maar aan te binden", en het feit, dat
tegen dit voorstel geen protest is aangeteekend; hieruit en uit het
slot van het communiqué blijkt dus, dat de vereeniging het er
mede eens is. Dit is voor ons, tegenstanders, het cardinale punt;
konden wij tot nu toe onverschillig tegenover de Vereeniging staan,
nu is dit niet meer mogelijk.
Met welk recht M. M. H. H. wilt U dien strijd aanbinden, wat
beoogt gij er mede en wat zijn de gevolgen, indien het U inderdaad
mocht gelukken het I. M. T. ten onder te brengen?
Hoewel mogelijk, is 't niet waarschijnlijk, dat bij de vele leden
van de N. 1. O. V., die vóór dien niet op het I. M. T. waren ge
abonneerd plots de dorst naar kennis zoo groot is geworden, dat
zij nu geregeld artikelen, zooals daarin worden opgenomen, willen
lezen.
Abónné's op het I. M. T. tevens leden van de N. 1. O. V. ontvangen
het orgaan van die vereeniging; het voortbestaan van het^ I. M 1
geeft dus voor hen geen meerdere kosten. Voor abónné's op het
1) Cursiveering van mij. J. B.
586