Mei 1916.] Hoe zal ons huidig Leger Java verdedigen?
landingsplaatsen zijn, voor alle gevallen tot taak te stellen. Het
bezit van de hoofdstad is natuurlijk van veel waarde, vooral uit
een moreel oogpunt, ook tegenover de inheemsche bevolking,
maar toch niet van die waarde, dat daarvoor de eenige kans op
succes mag worden prijs gegeven In het hiervoren uit het Rapport
van de S. C. overgenomene blijkt voldoende, dat Batavia niet te
verdedigen is tegen een ernstigen aanval; bij de talrijke oefeningen
op de kaart zullen velen wel dezelfde ondervinding hebben opge
daan, n.l. dat elke poging tot verdediging van Batavia groot gevaar
met zich brengt van te worden afgesneden. Met den val van de
hoofdstad zou dan de oorlog in eens beslist zijn, zonder dat ons
Leger zelfs een kans heeft gehad.
Het operatieplan moet die kans weten te scheppen, de bevelheb
ber er van gebruik weten te maken.
Dit alles ligt zoo voor de hand, dat mag worden aangenomen,
dat Batavia als eerste object van verdediging is losgelaten.
Is deze conclusie juist, dan volgt daaruit, dat het geen zin zou
hebben met de overbrenging van de Regeeringszetel in oorlogstijd
te wachten, tot de vijand voor de poorten staat. Zoowel voor den
algemeenen indruk, als ter verzekering van de daarbij noodige
orde, is het gewenscht dien zetel al dadelijk bij het uitbreken van
den oorlog, dus in schijn vrijwillig, naar het binnenland te verleg
gen
1) Het zou zeer gewenscht zijn reeds thans de bevolking gemeenzaam
te maken met het denkbeeld, dat in oorlogstijd de bestuurszetel zal
worden verlegd, en voorts haar er op voor te bereiden, dat in geval van
oorlog eene vijandelijke invasie van een deel van Java als regel niet te
beletten zal zijn, maar dat eene dergelijke, aanvankelijke invasie omtrent
den uitslag van den krijg niets beslist en zelfs niet als een eerste succes
voorden aanvaller mag worden aangezien. Te veel wordt nog geloofd—
zelfs in ontwikkelde Europeesche kringen dat ons Leger zal trachten
in elk geval eene landing te beletten, zoodat het gevaar groot is, dat eene
volbrachte vijandelijke landing eene deprimeerenden invloed zal hebben.
Zoo sprak ik onlangs een ambtenaar, in wiens ressort een weg naar de
Zuidkust van de Preanger wordt aangelegd. Hij meende, dat die weg
op aandrang van het Legerbestuur was aangelegd, omdat hij naar een
geschikt landingspunt voert en dus zou moeten dienen om onze
troepen van het laatste spoorwegstation naar dat landingspunt te
kunnen verplaatsen. Dat zou dan zijn over een afstand van 3 dagmarschen,
486