EeN Stafofficier naar aanleiding van „Kromo buiten." [April 1915. dubieuse vraag. Er zullen omstandigheden zijn, waarin het een voor deel is flegmatiek te zijn en waarin het een nadeel is. In de gevallen dat 't flegma zich als een nadeel zou kunnen doen gevoelen, moet de Commandant zorgen dat daaruit geen nadeelige gevolgen voort vloeien. Ook moet hij zorgen, dat bij plotseling veranderden toestand de Javaan niet zijn hoofd verliest, waartoe o. a. een middel is het scheppen van dergelijke toestanden bij de oefening van den troep, het bespreken daarvan wanneer in de practijk dergelijke veranderin gen van den toestand worden verwacht of mogelijk geacht. Asymptoot echter vat, wellicht geheel onbewust, zijn taak te een voudig op, blijkende uit zijn eigen beweringen. Zoo lezen we op bladzijde 131„En die spits—ja, die spits bestond natuurlijk uit Amboineezen. Want laat je Kromo spits loopen, ach, dan is het een eindelooze misère." Asymptoot heeft geen hooge verwach ting van de prestatie's van Kromo en deelt hem nu maar niet in bij de spits. Dat Kromo zich hierdoor gekrenkt voelt, merkt Asymp toot niet, want Kromo heeft wèl een fijnbesnaard eergevoel, maar Iaat dat niet gauw merken. Verder is het aan zijn flegma te wij ten, dat hij zich bij die maatregelen van zijn commandant neerlegt. Hij ziet wel degelijk in hem de verantwoordelijke persoon en wil deze Kromo nu niet gebruiken, stelt hij hem achter, nu soeoedah. Niet vernederen, maar verheffen moet Asymptoot zijn Kromo's, in de le plaats omdat 's Lands belang zulks vordert. Dus wèl indeelen bij de spits en, zoolang het niet goed gaat, een ervaren sergeant of zelf er bij, totdat Kromo doet wat hij doen moet, totdat hij niet meer schrikt voor een varken, totdat hij wel de te passeeren paadjes afsluit. Wanneer Asymptoot deze wenk opvolgt, zal hij weldra tot de ervaring komen dat slechts enkele dagen noodig zijn om van Kromo een goed spitslooper te maken en hij zal kunnen werken met 20 karabijnen per brigade, instede van zulks nu te doen met 5. Dat rampassen een speciale eigenschap van Kromo zou zijn en dat de Amboinees daaraan zelfs niet denkt, is voor mij een openba ring, maar is de gevolgtrekking van Asymptoot in deze wel weer juist? Het is mijn ondervinding dat strenge verbodsbepalingen noodig zijn om, zoowel bij den Javaan als bij den Amboinees, rampassen te voorkomen, Asymptoot echter doet „het werk" met de 4 Amboi neezen, deze hebben dus geen gelegenheid om te rampassen. In 367

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 23