April 1915.] Indische Kazerne-zedelijkheid. Men zal mij tegenwerpen: Nu ja, het zijn maar inlanders: die zijn in hun eigen kampong ook niet zooveel gewend en de militaire gebouwen zijn toch duizendmaal beter dan de primitieve desa-hutjes vol ongedierte, zonder behoorlijke verlichting, zonder behoorlijke ventilatie en met permanent lekkende daken. Zeker, de kazernes zijn uit een militair-bouwkundig en mili tair-hygiënisch oogpunt bekeken heel goed. De gebouwen zijn solide, de verlichting is vooral in de laatste jaren enorm verbe terd, de slaaptafels zijn goed, in de meeste garnizoenen worden klamboe's en dekens verstrekt, enz. enz. Allemaal redenen tot dankbaarheid. Maarde inrichtig is niet meer van dezen tijd! De inlan der prefereert dan toch liever dat primitieve hutje, waarin hij zich een— zij het ook een zeer bescheiden—eigen milieu heeft kunnen schep pen. Waarin het hem niet zal gebeuren, dat wildvreemde mannen des nachts (als hij b.v. de wacht heeft of op meerdaagsche oefening is) op één plank slapen naast zijne wettige vrouw of naast zijne bijna volwassen dochter. Men verwijt der Indische kazerne-dulcinea gebrek aan moraliteit! Men noemt de soldatenkinderen „gladakkers". Ja, wat wil men eigenlijk?.Kan dat wel anders?.... Ik kan U de heilige verzekering geven, dat eene vrouw, die zich- zelve slechts een klein beetje respecteert (en dezulken zijn er óók onder de inlandsche vrouwenzélfs onder Javaansche vrouwen op den duur haar man in zoo'n omgeving niet kan blijven volgen. En talrijk zijn de mij bekende gevallen bij eene recrutencompagnie, dat aardige jonge inlandsche desa-vrouwtjes na een paar weken ver blijf in de „tangsi" ontslag vroegen. Sebab koerang senang. Of kazerne-prostituée werden, omdat de soldij van haar man absoluut onvoldoende was om haar zelfs behoorlijk te eten te geven; zoodat ze bijverdiensten moest maken. De Indische kazernetoestanden zijn—uit een zedelijkheidsoogpunt beschouwd—beneden alle kritiek. Ik ben mij volkomen bewust met deze zinsnede een zéér ernstige beschuldiging te hebben neergeschreven. 394

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 50