De Gemengde Compagnie. [April 1916. schouwen wij de landaarden nader, ten einde de resultaten van bovenbedoelden indlviduëelen invloed te bepalen. A. De Europeanen en Amboineezen. In liet algemeen leveren beide landaarden bruikbare soldaten. Zoo wel tijdens excursies en expedities, in het gevecht, als gedurende een langdurig verblijf in het garnizoen, bij practische oefeningen en theoriën, bewezen zij goede soldaten te zijn. Hun geestelijke ontwikkeling is in het algemeen verre van schit terend. Een klein aantal slechts kent goed lezen, schrijven en re kenen. Hun denken concentreert zich op de wijze, waarop zij de eigen landaard-belangen het voordeeligst kunnen behartigen. Bo vendien, daar de kennis van de karaktereigenschappen en adatregels van andere rassen hun slechts belang inboezemt, voor zoover zij daarmee practisch nut hebben, blijft het gedachtenleven van den Inlander een gesloten boek voor hen. Een goed voorbeeld geven zij, zooals gezegd, gedurende practische en theoretisch oefeningen. Evenwel een goed voorbeeld „zonder meer", daar de beperkte geestelijke ontwikkeling hun belet den Inlander het nut van goede prestaties te doen begrijpen (op te leiden). Opvoedkundige eigenschappen bezitten deze bruikbare soldaten dus geenszins. Eene opvoeding toch door het geven van een goed voorbeeld zonder meer geeft geen blijvende vooruitgang. Een goed voorbeeld doet navolgen, zegt men, mits degene, die het ziet, het begrijpt en gedwongen is het na te volgen. Deze dwang is dan een innerlijk zedelijk plichtsbesef, dat zich vormt, indien de opvoeding der ouders harmonisch aangevuld wordt door het goede voorbeeld van anderen en de ervaring. Alleen dan is vooruitgang mogelijk en ontstaat blijvende verbetering. In de gemengde compagnie toegepast, is nu de dwang als regel de vrees voor straf. De minder goede soldaten vervullen hun plicht, ten einde zich te vrijwaren voor straffen, en blijven dientengevolge middelmatig. Zij worden niet gedwongen het goede voorbeeld der goede soldaten voortdurend na te volgen. B. De Inlanders. Het grootste aantal Inlanders bezit minder soldateske eigenschap pen dan de Europeanen en Amboineezen. Onder leiding van meer deren, goed bekend met taal, zeden en gewoonten, kan eene afdee- 427

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1915 | | pagina 51